ECLI:NL:CRVB:2008:BD5528
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van WAO-dagloon en indeling in CAO-functiegroep
In deze zaak gaat het om de vaststelling van het WAO-dagloon van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen een ander besluit ongegrond verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van zijn vervolgdagloon, dat door het Uwv was vastgesteld op € 62,54. Hij stelde dat hij recht had op een hoger loon dan het CAO-loon en dat hij ten onrechte was ingedeeld in salarisklasse C in plaats van D.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er onvoldoende gegevens zijn om het dagloon vast te stellen op basis van de door appellant werkelijk genoten verdiensten. Appellant heeft geen bewijs kunnen leveren voor zijn stelling dat hij een hoger loon ontving dan het CAO-loon. De Raad concludeert dat het Uwv op goede gronden is uitgegaan van het CAO-loon en dat appellant terecht in functiegroep C is ingedeeld. De Raad oordeelt dat het vervolgdagloon per 4 juli 2001 moet worden vastgesteld op € 63,37, en vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank voor zover deze het beroep tegen het besluit van 10 maart 2006 ongegrond verklaarde.
De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.932,- en bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht aan appellant vergoedt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 19 juni 2008.