ECLI:NL:CRVB:2008:BD5193

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1706 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het WW-dagloon afgeleid van het WAO-dagloon

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. De appellant ontving sinds 13 maart 1989 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die tot 17 oktober 2005 werd berekend op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Vanaf 17 oktober 2005 is de mate van arbeidsongeschiktheid verlaagd naar 15 tot 25%. Het UWV heeft op 26 oktober 2005 een WW-uitkering aan de appellant toegekend, waarbij het WW-dagloon is vastgesteld op € 80,58, afgeleid van het WAO-dagloon van € 100,73.

De Centrale Raad van Beroep heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de relevante bepalingen. De Raad heeft vastgesteld dat het WW-dagloon correct is vastgesteld door het UWV, conform artikel 14, eerste lid, van de Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid (Dagloonregels IWS). De Raad heeft geconcludeerd dat het WW-dagloon rechtens juist is, ongeacht of het gaat om een nieuw recht of een herleving van een eerder recht op WW-uitkering.

De Raad heeft de argumenten van de appellant, waaronder een besluit van 21 maart 2007, verworpen, omdat dit besluit betrekking had op een andere datum dan die in het geding. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 19 juni 2008 door de voorzitter en twee leden van de Centrale Raad van Beroep, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

07/1706 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 7 maart 2007, 06/611 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 19 juni 2008.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. Grégoire, advocaat te Sittard, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2008. Appellant is daar, zoals aangekondigd, niet verschenen en namens het Uwv is verschenen mr. P.H.H.J Krijnen, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Werkloosheidswet (WW) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde als hier van belang.
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
Appellant ontving sedert 13 maart 1989 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die tot 17 oktober 2005 werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% en vanaf die datum naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Het WAO-dagloon bedraagt € 100,73.
Bij besluit van 26 oktober 2005 heeft het Uwv met ingang van 17 oktober 2005 een WW-uitkering aan appellant toegekend, waarbij het dagloon is vastgesteld op € 80,58. Het bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van 21 februari 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd gekeerd tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Onder verwijzing naar de uitspraak van 15 maart 2006 (LJN AV8803) stelt de Raad voorop dat hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de bewaartermijn van vijf jaren, niet wordt gedeeld door de Raad. Dit heeft voor de aangevallen uitspraak echter geen gevolgen, omdat de beslissing van de rechtbank op grond van het navolgende door de Raad wordt onderschreven.
Vanaf 13 maart 1989 heeft appellant onafgebroken een WAO-uitkering ontvangen en de besluitvorming over de vaststelling van het WAO-dagloon is rechtens onaantastbaar geworden. Nadat de mate van arbeidsongeschiktheid waarnaar die uitkering wordt berekend per 17 oktober 2005 is verlaagd, is aan appellant aansluitend een WW-uitkering toegekend. In artikel 14, eerste lid, van de Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid (Dagloonregels IWS) is voor een situatie als deze dwingend voorgeschreven dat het dagloon voor de WW gelijk is aan het dagloon volgens de bij en krachtens de WAO vastgestelde bepalingen. In de tweede volzin van deze bepaling is opgenomen dat het aldus berekende dagloon evenredig wordt verlaagd door het dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, waarin de werknemer is ingedeeld en de noemer door het getal 100.
Nu niet in geschil is dat het Uwv het WW-dagloon per 17 oktober 2005 overeenkomstig het voorgaande heeft afgeleid van het WAO-dagloon, kan de Raad niet anders dan concluderen dat het WW-dagloon juist is vastgesteld. Of het hierbij gaat om een nieuw recht op WW-uitkering, dan wel een herleving van een eerder recht op WW-uitkering, is niet relevant. Op beide situaties is artikel 14, eerste lid, Dagloonregels IWS van toepassing.
Het door appellant overgelegde besluit van 21 maart 2007 maakt het voorgaande niet anders, reeds niet nu dat besluit betrekking heeft op een geheel andere datum dan de datum die in dit geding van belang is.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van der Net als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en F.J.L. Pennings als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Badermann als griffier, uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2008.
(get.) B.J. van der Net.
(get.) A. Badermann.
OA