ECLI:NL:CRVB:2008:BD4929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering verhoging WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidsklasse
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te verhogen. Appellant, die als leerling verpleegkundige werkzaam was, ontving sinds 30 december 2002 een WAO-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. De aanleiding voor het hoger beroep was een verzoek van de psychiater P.J. Carpentier om de mate van arbeidsongeschiktheid te heroverwegen, waarbij hij een psycho-organische stoornis als gevolg van een schedeltrauma als oorzaak noemde. Appellant stelde dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat de rechtbank geen onafhankelijke deskundige had geraadpleegd, ondanks tegenstrijdige diagnoses van verschillende psychiaters.
Tijdens de zitting op 1 april 2008 werd appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.J.C.M. Rouws, en zijn vader. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.M.J. Evers. De Raad overwoog dat de uitnodiging voor de zitting duidelijk was en dat appellant voldoende was geïnformeerd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het onderzoek te heropenen, aangezien de zaak voldoende was voorbereid.
De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts terecht had vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheidsklasse van appellant niet was gewijzigd. De Raad vond geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv en de conclusies die daaruit voortvloeiden. De Raad bevestigde dat de beperkingen van appellant in de Functionele Mogelijkheden Lijst adequaat waren vastgesteld en dat de geselecteerde functies binnen zijn mogelijkheden lagen. Uiteindelijk werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.