[Appellant] en [Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellanten)
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 13 maart 2006, 05/451 en 05/675 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Andijk (hierna: College Andijk)
Datum uitspraak: 4 juni 2008
Namens appellanten heeft mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Enkhuizen, hoger beroep ingesteld.
Het College Andijk heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2008. Voor appellanten is mr. Deijkers verschenen. Het College Andijk heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 9 april 2003 heeft het College Andijk, in welke gemeente appellanten op dat moment woonachtig waren, aan hen op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) een vervoersvoorziening verleend in de vorm van het voortzetten van een leasecontract voor een bruikleenauto. De voorziening is toegekend voor de periode van 18 maart 2003 tot het einde van het leasecontract doch uiterlijk tot 31 december 2005.
1.2. Namens appellanten is op 5 juli 2004 een verzoek ingediend bij het College Andijk om afkoop van het leasecontract.
1.3. Bij besluit van 16 augustus 2004 heeft het College Andijk het verzoek van appellanten van 5 juli 2004 - gelet op de aanstaande verhuizing naar de gemeente [naam gemeente] - afgewezen.
1.4. Op 21 augustus 2004 zijn appellanten verhuisd van de gemeente Andijk naar de gemeente [[naam[naam gemeente]].
1.5. Bij besluit van 10 maart 2005 heeft het College Andijk het bezwaar van appellanten tegen de beweerdelijk fictieve weigering van het College Andijk om een beslissing op het verzoek van 5 juli 2004 te nemen gegrond verklaard. Onder verwijzing naar het besluit van 27 oktober 2004 van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wervershoof (hierna: College Wervershoof), waarbij aan appellanten een vervoersvoorziening is toegekend, is overwogen dat geen belang resteert bij een beslissing op het verzoek tot afkoop van het leasecontract. Bovendien zijn appellanten op 21 augustus 2004 verhuisd en is met deze verhuizing de zorgplicht van het College Andijk vervallen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen over het griffierecht en proceskosten - het beroep tegen het besluit van 10 maart 2005 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd, het bezwaar van appellanten tegen het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van appellanten van 5 juli 2004 ongegrond verklaard, bepaald dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit en bepaald dat voor het overige de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3. Namens appellanten is hoger beroep ingesteld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat in hoger beroep slechts in geschil zijn de overwegingen van de aangevallen uitspraak die de rechtbank ertoe gebracht hebben te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven. De Raad zal zijn oordeelsvorming dan ook beperken tot bedoelde overwegingen, die de afwijzing van het verzoek tot afkoop van het leasecontract betreffen.
4.2. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het College Andijk het verzoek tot eenmalige afkoop van het leasecontract terecht heeft geweigerd.
4.2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wvg draagt het gemeentebestuur zorg voor de verlening van - voor zover hier van belang - vervoersvoorzieningen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van in de gemeente woonachtige gehandicapten.
4.2.2. De Raad stelt vast dat appellanten met hun verzoek van 5 juli 2004 een afkoop van het leasecontact beogen voor de resterende, maximale contractduur, namelijk tot 31 december 2005. Ten tijde van het besluit van 16 augustus 2004 (en het besluit van 10 maart 2005) wist het College Andijk al dat appellanten van plan waren op 21 augustus 2004 te verhuizen naar de gemeente [naam gemeente]. Na deze verhuizing hadden appellanten - gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wvg - geen recht meer op een vervoersvoorziening jegens het College Andijk. Het verzoek van appellanten betreft dus de afkoop van het leasecontract over grotendeels een periode, waarvoor het College Andijk in het geheel niet gehouden is een vervoersvoorziening aan te bieden.
4.2.3. Voor de periode waarover die gehoudenheid wel bestaat, namelijk vanaf het verzoek van 5 juli 2004 tot de verhuizing op 21 augustus 2004, hebben appellanten feitelijk de rechten uit het leasecontact uitgeoefend doordat zij over de leaseauto hebben beschikt, zodat afkoop van het contract over die periode niet aan de orde kan zijn.
4.2.4. Reeds op grond van hetgeen in 4.2.2. en 4.2.3. is overwogen kan de afkoop van het leasecontract worden geweigerd, zodat de rechtbank terecht heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 10 maart 2005 in stand worden gelaten.
5. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking komt.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Sharma als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2008.