ECLI:NL:CRVB:2008:BD4517
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- H. Bolt
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en beoordeling van beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 24 september 2004 de WAO-uitkering van appellante herzien van 80-100% naar 25-35% arbeidsongeschiktheid. Appellante was het niet eens met deze herziening en stelde dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld, met name met betrekking tot haar allergische klachten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de psychische belastbaarheid van appellante juist was vastgesteld. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van appellante voortvloeien uit sociale omstandigheden en niet uit een psychische stoornis. De Raad vond ook dat de rugklachten van appellante voldoende waren meegenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (fml).
Echter, de Raad stelde vast dat het bestreden besluit van het Uwv niet voldeed aan de eisen van een deugdelijke motivering, met name ten aanzien van de allergische klachten van appellante. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand konden blijven. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,- bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het griffierecht van appellante diende te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan op 17 juni 2008, waarbij de Raad de argumenten van appellante en het Uwv zorgvuldig afwoog en de relevante wetgeving in acht nam.