ECLI:NL:CRVB:2008:BD3876

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2581 AWBZ-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep inzake AWBZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juni 2008 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (verzoekster) in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in haar uitspraak van 4 april 2008 het beroep van betrokkene tegen een besluit op bezwaar gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Tevens was de werking van het primaire besluit van 20 april 2004 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van een nieuw besluit op bezwaar. Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep de behandeling van het verzoek zonder zitting heeft gedaan, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de werking van de aangevallen uitspraak door het instellen van hoger beroep van rechtswege is geschorst. Dit geldt ook voor de voorlopige voorziening die door de rechtbank was getroffen. Aangezien verzoekster hoger beroep heeft ingesteld, is er geen aanleiding om de voorlopige voorziening te handhaven. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is verzoekster veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand.

De uitspraak benadrukt de werking van hoger beroep en de gevolgen daarvan voor voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke procedures, met name in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

Uitspraak

08/2581 AWBZ-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om een voorlopige voorziening van:
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen, (hierna: verzoekster)
in verband met het hoger beroep van:
verzoekster
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2008, 06/2374 en 06/3624 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen:
verzoekster
en
[Betrokkene], (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 3 juni 2008
I. PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Verzoekster heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Namens betrokkene heeft mr.dr. M.F. Vermaat bij brief van 21 mei 2008 een verweerschrift ingezonden.
Met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening op een zitting achterwege gebleven.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het beroep van betrokkene tegen het besluit op bezwaar van 11 augustus 2005 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Tevens heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb, het primaire besluit van 20 april 2004 geschorst tot zes weken na de bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar, en bepaald dat de indicatiestelling zoals deze gold voorafgaand aan het besluit van 20 april 2004 met ingang van 4 april 2008 geldt tot zes weken na de datum van bekendmaking van het nieuwe besluit op bezwaar.
2.1. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.2. De voorzieningenrechter begrijpt het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening aldus, dat wordt verzocht om de door de voorzieningenrechter van de rechtbank op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb getroffen voorlopige voorziening op te heffen.
2.3.1. Ingevolge artikel 19 van de Beroepswet wordt de werking van een uitspraak met betrekking tot een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in onderdeel C, onder 1 tot en met 24, van de bijlage die bij deze wet behoort, opgeschort, totdat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken of, indien hoger beroep is ingesteld, op het hoger beroep is beslist.
2.3.2. In de bijlage bij de Beroepswet staat onder onderdeel C, nummer 21, vermeld: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ).
2.3.3. Het besluit van 11 augustus 2005 berust op de AWBZ.
2.4. Nu verzoekster tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep heeft ingesteld, vloeit uit hetgeen is overwogen onder de punten 2.3.1 tot en met 2.3.3 voort dat de werking van de aangevallen uitspraak door het instellen van hoger beroep door verzoekster van rechtswege is geschorst. Dit geldt, nu wettelijke aanknopingspunten voor het tegendeel ontbreken, ook voor de in die uitspraak op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb getroffen voorlopige voorziening.
2.5. Gezien hetgeen is overwogen onder punt 2.4 kan het verzoek om voorlopige voorziening geen doel treffen en dient dit - als kennelijk ongegrond zijnde - te worden afgewezen.
2.6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om verzoekster te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, begroot op
€ 322,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
Veroordeelt verzoekster in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,--.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Eikelenboom-Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2008.
(get.) R.M. van Male.
(get.) M. Eikelenboom-Renden.
OA