[Appellant], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 juli 2007, 06/4427 (hierna: aangevallen uitspraak)
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg, gevestigd te Driebergen, (hierna: CIZ)
Datum uitspraak: 28 mei 2008
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2008. Appellant is niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.I. Algoe, werkzaam bij CIZ.
1.1. Bij besluit van 3 maart 2005 heeft CIZ ingevolge het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) bepaald dat appellant geïndiceerd is voor ondersteunende begeleiding algemeen, klasse 2 voor de periode van 9 februari 2005 tot 9 augustus 2005 in verband met beperkingen in zijn zelfredzaamheid.
1.2. Op 14 mei 2005 en 28 juni 2005 heeft appellant vanwege het verstrijken van de geldigheid van het indicatiebesluit van 3 maart 2005 een nieuwe aanvraag ingediend voor een indicatie voor zorg. Daarbij is aangegeven dat hij tevens uitbreiding van de indicatie wenst, te weten voor huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding en prostitutiebezoek.
1.3. Bij besluit van 17 augustus 2005 heeft CIZ bepaald dat appellant geïndiceerd is voor ondersteunende begeleiding algemeen, klasse 2, voor de periode van 9 augustus 2005 tot 9 augustus 2006 en voor activerende begeleiding, klasse 1, voor de periode van 9 augustus 2005 tot 9 februari 2006. Voor het overige heeft CIZ de aanvraag van appellant afgewezen.
1.4. Bij besluit van 6 november 2006 heeft CIZ het bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 augustus 2005 gedeeltelijk gegrond verklaard en uitgaande van een nieuwe medische beoordeling van 30 oktober 2006 de volgende indicaties vastgesteld:
- ondersteunende begeleiding algemeen, klasse 5, geldig van 9 augustus 2005 tot
9 augustus 2009;
- ondersteunende begeleiding in dagdelen, klasse 3, geldig van 9 augustus 2005 tot
9 augustus 2006;
- vervoer van en naar de voorziening;
- activerende begeleiding, klasse 1, geldig van 9 augustus 2005 tot 9 februari 2006.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 6 november 2006 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant geen onderbouwing heeft gegeven voor zijn verzoek om van CIZ een bedrag van € 45.000,-- te ontvangen. Nu de taak van CIZ is gelegen in het stellen van zorgindicaties, kan de claim niet leiden tot een gegrond beroep. De verzochte vergoeding voor prostitutiebezoek heeft CIZ terecht afgewezen, nu dergelijke kosten op basis van de geldende regelgeving niet voor vergoeding in aanmerking komen. Met betrekking tot de huishoudelijke verzorging heeft de rechtbank het standpunt van CIZ onderschreven. De rechtbank is voorts van oordeel dat CIZ terecht heeft gesteld dat appellant zich met betrekking tot zijn verzoek om vergoeding van de kosten van zuurstofflessen, voedingssupplementen en de longkliniek, dient te wenden tot zijn zorgverzekeraar.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Ten aanzien van hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd overweegt de Raad nog het volgende.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt haar overwegingen tot de zijne.
4.2. Met betrekking tot de grief van appellant dat hij voor activerende begeleiding slechts voor één maand een persoonsgebonden budget toegekend heeft gekregen, wijst de Raad erop dat dit in dit geding niet aan de orde kan komen, nu het onderhavige geding, gezien de bevoegdheid van CIZ en de inhoud van het besluit van 6 november 2006 slechts ziet - en ook slechts kan zien - op de indicatiestelling door CIZ en niet op de toekenning van het persoonsgebonden budget door het zorgkantoor.
4.3. De Raad is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat, zoals appellant heeft gesteld, de indicatie voor ondersteunende begeleiding niet toereikend is. Aanknopingspunten dat het aan de indicatiestelling ten grondslag liggende advies van 30 oktober 2006 onjuist of onzorgvuldig tot stand gekomen zou zijn, ontbreken. Appellant heeft voorts niet met stukken onderbouwd dat een hogere klasse ondersteunende begeleiding voor hem aangewezen was.
4.4. Bij de indicatie voor ondersteunende begeleiding is tevens rekening gehouden met de problemen die appellant ondervindt bij het bijhouden van zijn administratie. Zoals CIZ ter zitting heeft toegelicht, bestaat de hulp die in dat kader is geïndiceerd uit het aanzetten tot het zelf verrichten van administratie.
4.5. Al hetgeen verder van de zijde van appellant naar voren is gebracht leidt de Raad niet tot een ander oordeel.
4.6. Op grond van hetgeen is overwogen onder 4.1 tot en met 4.5 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2008.