[Appellant], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 augustus 2006, 05/2228 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland (hierna: College)
Datum uitspraak: 21 mei 2008
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat te Buitenpost, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Wal. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1. Voor een overzicht van de feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Appellant heeft op 8 juni 2005 aan het College gevraagd om een tegemoetkoming in de kosten van de door hem voor € 8000,-- aangeschafte tweedehands brommobiel, begroot op € 450,-- per jaar aan afschrijving en de helft van de jaarlijkse verzekeringspremie van totaal € 1000,-- per jaar.
1.2. Het College heeft dit verzoek bij besluit van 24 juni 2005 afgewezen.
1.3. Bij besluit van 28 oktober 2005 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 juni 2005 ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van de kosten die verband houden met de behandeling van het bezwaar afgewezen. Het College heeft de weigering van een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en verzekering van een brommobiel gehandhaafd op de grond dat een brommobiel een algemeen gebruikelijke voorziening is die op grond van het bepaalde bij en krachtens de toen nog van kracht zijnde Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) niet voor vergoeding in aanmerking komt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 28 oktober 2005 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en het College heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de standpunten van partijen zal, voor zover van belang, hierna bij de beoordeling worden ingegaan.
4.1. Het College heeft gesteld, dat appellant geen procesbelang meer heeft bij een uitspraak van de Raad, omdat hij op 16 mei 2006 van de door hem zelf aangeschafte brommobiel afstand heeft gedaan en het College hem met ingang van 15 september 2007 een volledige taxikostenvergoeding heeft toegekend.
4.2. Appellant stelt nog belang te hebben bij een uitspraak, aangezien hij voor de aanschaf van de - inmiddels ten gevolge van een ongeluk total loss geraakte - brommobiel en de verzekering daarvan kosten heeft gemaakt en hij ook thans nog in aanmerking wil komen voor een brommobiel.
4.3. Van de aanwezigheid van procesbelang dient te worden uitgegaan als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift met het indienen van het hoger beroep nastreeft, ook daadwerkelijk bereikt kan worden en het realiseren van dat resultaat voor betrokkene feitelijke betekenis niet kan worden ontzegd. Naar het oordeel van de Raad is hiervan sprake, nu appellant met het hoger beroep vernietiging van het besluit van 28 oktober 2005 nastreeft en dit feitelijk betekenis voor hem kan hebben, omdat dit relevant is voor het kunnen verkrijgen van een tegemoetkoming in de door hem reeds gemaakte kosten van aanschaf en verzekering van een brommobiel. Dat hij de brommobiel een jaar na de aanschaf ervan niet meer in zijn bezit had, doet daar niet aan af.
5.1. Ingevolge artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening voorziening gehandicapten van de gemeente Smallingerland (hierna: Verordening) wordt een voorziening niet toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is.
5.2. Het College heeft uit het feit dat de brommobiel ingevolge het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (hierna: RVV) geen gehandicaptenvoertuig is en normaal in de handel verkrijgbaar is geconcludeerd dat de gevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is.
5.3. Appellant betwist dit. Hij acht niet relevant dat de brommobiel in het RVV niet wordt aangemerkt als gehandicaptenvoertuig. Uit de toelichting van de door de raad van de gemeente Smallingerland gebruikte modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten blijkt volgens appellant dat een brommobiel wel degelijk als een Wvg-voorziening kan worden verstrekt. Ten onrechte heeft het College geen individuele toets toegepast. Appellant heeft een Wajong-uitkering en door aftrek van de eigen bijdragen voor huishoudelijke verzorging ligt zijn inkomen onder de bijstandsnorm.
5.4.1. Op grond van artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening dient het College te beoordelen of de brommobiel voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is de strekking van deze bepaling te voorkomen dat een voorziening wordt verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is te achten dat deze daarover zou (hebben kunnen) beschikken als hij niet gehandicapt zou zijn geweest (LJN: AI5993).
5.4.2. De Raad stelt vast dat het College volstaan heeft met de beoordeling of de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die speciaal voor gehandicapten is bestemd. Dat is echter bij de toepassing van artikel 1.2, derde lid, aanhef en onder a, van de Verordening niet van (doorslaggevend) belang. Daarbij had het College in ieder geval de omstandigheden van appellant moeten betrekken. Nu dat is nagelaten heeft het College onvoldoende gemotiveerd dat de brommobiel voor appellant algemeen gebruikelijk is.
5.4.3. Gelet op de met de aanschaf en verzekering van de brommobiel gemoeide kosten en het door het College niet betwiste inkomen van appellant onder of op bijstandsniveau acht de Raad de aanschaf van een brommobiel niet gebruikelijk voor een persoon als appellant.
5.4.4. Op grond van hetgeen is overwogen onder 5.4.1 tot en met 5.4.3 concludeert de Raad dat het besluit van 28 oktober 2005 onvoldoende is gemotiveerd, zodat dit besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd. Ook de aangevallen uitspraak, waarbij dit besluit ten onrechte in stand is gelaten, treft dit lot. Het beroep wordt gegrond verklaard en het College dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarbij dient aandacht te worden geschonken aan de stelling van appellant dat de hem eerder verstrekte en door hem weer ingeleverde Canta in medisch opzicht voor hem niet meer geschikt is. Een medisch onderzoek kan daarbij niet achterwege blijven, ook niet op de in het besluit van 28 oktober 2005 genoemde grond dat appellant reeds een brommobiel had aangeschaft op het moment dat hij de Canta had ingeleverd.
6. De Raad veroordeelt het College tot vergoeding van de proceskosten van appellant. De kosten voor verleende rechtsbijstand worden begroot op € 644,-- in bezwaar, € 322,-- in beroep en € 805,-- in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond;
Vernietigt het besluit van 28 oktober 2005;
Bepaalt dat het College een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt het College in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.771,--, te betalen door de gemeente Smallingerland;
Bepaalt dat de gemeente Smallingerland aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 142,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en G.M.T. Berkel-Kikkert en H.C.P. Venema als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J. Bernhagen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2008.