ECLI:NL:CRVB:2008:BD3470
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid van appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2006, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, geboren in 1961, was sinds 1 mei 1997 werkzaam als schoonmaakster/inpakster, maar viel op 5 december 2003 uit met diverse gezondheidsklachten. Het Uwv weigerde haar aanvankelijk een WAO-uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Na bezwaar van appellante werd haar belastbaarheid opnieuw beoordeeld, wat leidde tot een WAO-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% per 2 december 2004.
Appellante stelde in hoger beroep dat er meer beperkingen voor haar zouden moeten worden aangenomen en dat zij de aan haar voorgehouden functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen redenen waren om te twijfelen aan de door het Uwv aangenomen beperkingen. De Raad wees erop dat het Uwv voldoende informatie had van de behandelende medici en dat de medische gegevens die door appellante waren ingebracht niet voldoende onderbouwd waren. De Raad concludeerde dat appellante in staat was de haar geduide functies te vervullen, ondanks een foutieve weergave van de belasting in de functie van Productiemedewerker kartonnage door de rechtbank.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 27 mei 2008, met T. Hoogenboom als voorzitter en H.G. Rottier en H. Bedee als leden.