ECLI:NL:CRVB:2008:BD3428

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1263 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had geweigerd om appellante per 9 december 2004 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij op de datum in geding niet in staat was om haar werk of gangbare arbeid te verrichten, mede door persoonlijke omstandigheden zoals het verlies van haar partner aan kanker en haar eigen ziekte.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven, met name met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een medische deskundige te benoemen, aangezien er geen nieuwe medische informatie was ingediend en alle relevante gegevens al in de beoordeling waren betrokken. De Raad bevestigde dat de functies waarop het bestreden besluit was gebaseerd, passend waren voor appellante, ondanks de bezwaren die zij had geuit over de arbeidskundige grondslag.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2008.

Uitspraak

06/1263 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 26 januari 2006, 05/3134 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 16 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. W.A. Swildens, advocaat te Alkmaar, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008.
Appellante is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Swildens.
Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. C. Vork.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 23 december 2004 heeft het Uwv geweigerd appellante per 9 december 2004 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen omdat zij bij einde wachttijd minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht.
Bij besluit van 25 mei 2005 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 23 december 2004 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat de adviezen van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de geschiktheid in medisch opzicht van de functies waarop het bestreden besluit berust voldoende is toegelicht.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij op de datum in geding nog niet in staat was tot het verrichten van haar werk of gangbare arbeid. Zij heeft een zeer moeilijke periode achter de rug waarin zij haar partner aan kanker heeft verloren en zij vervolgens zelf deze verschrikkelijke ziekte heeft gekregen.
Zij heeft voorts gesteld dat zij in ieder geval voldoende heeft aangevoerd voor twijfel aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit om benoeming van een deskundige te rechtvaardigen.
Daarnaast heeft appellante bij beroepschrift en ter zitting diverse grieven tegen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit aangevoerd.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische grondslag van het bestreden besluit. Evenmin als de rechtbank ziet de Raad aanleiding om over te gaan tot benoeming van een medische deskundige. Er is in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht; alle relevante medische gegevens zijn in de beoordeling betrokken.
4.2. Het bestreden besluit berust op de veronderstelde geschiktheid van appellante voor de functies stikster meubelbekleding, functienummer 2571 0063 012 (sbc-code 272043: productiemedewerker textiel, geen kleding), medewerker mutatieverwerking, functienummer 8491 0012 002 (sbc-code 515080: administratief medewerker afhandelingen) en documentaire informatie verzorger, functienummer 5128 9998 001 (sbc-code 553020: medewerker bibliotheek (archiefwerk)).
4.3. Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige in haar rapport van 23 mei 2005 genoegzaam heeft uiteengezet op welke gronden de hierboven onder 4.2 vermelde functies passen bij appellantes belastbaarheid op de datum in geding. Daarmee heeft het Uwv voldaan aan de door de Raad in zijn uitspraken van
9 november 2004 (o.a. LJN: AR4717) gestelde eis dat een schattingsbesluit dat met gebruikmaking van de oorspronkelijke versie van het CBBS tot stand is gebracht uiterlijk bij de beslissing op bezwaar van een voldoende inzichtelijke en toetsbare toelichting en motivering moet zijn voorzien.
4.4. Naar aanleiding van de opmerking van de gemachtigde van appellante ter zitting dat de bezwaararbeidsdeskundige aantoonbaar van verkeerde gegevens uitgaat nu zij in haar rapport bij de bespreking van de functie van medewerker bibliotheek vermeldt dat het verstrekken van informatie slechts 5% van de werktijd beslaat terwijl uit de functieomschrijving blijkt dat het verstrekken van informatie 15% van de taken uitmaakt, overweegt de Raad dat het voor de voorspelbaarheid van het werk geen wezenlijk verschil maakt of het verstrekken van informatie 5 dan wel 15% van het takenpakket vormt.
5. Nu de Raad het oordeel van de rechtbank inzake de medische grondslag van het bestreden besluit en de passendheid in medisch opzicht van de dragende functies deelt, slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL