ECLI:NL:CRVB:2008:BD3354

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-736 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens ongeschiktheid wegens ziekte en herplaatsingsonderzoek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep tegen het ontslag wegens ongeschiktheid wegens ziekte ongegrond werd verklaard. Appellant was sinds 1996 in dienst van de gemeente Zaltbommel als parkeer-/hondenwachter, maar meldde zich eind 2001 ziek na een incident op het werk. Ondanks pogingen tot herplaatsing in andere functies, zoals het verwerken van urenregistraties en het uitvoeren van bodewerkzaamheden, bleek appellant niet in staat om deze taken uit te voeren. In augustus 2005 verleende het college appellant ontslag op grond van ongeschiktheid wegens ziekte, na advies van het Uwv. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

In hoger beroep werd de vraag aan de Centrale Raad van Beroep voorgelegd of het college voldoende zorgvuldig herplaatsingsonderzoek had verricht. De Raad oordeelde dat het college niet onzorgvuldig had gehandeld door de arbeidsdeskundige van het Uwv te raadplegen over de passendheid van de functie van allround medewerker buitendienst. De arbeidsdeskundige concludeerde dat de functie niet passend was gezien de medische beperkingen van appellant. De Raad bevestigde dat het herplaatsingsonderzoek voldeed aan de eisen en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er waren geen termen aanwezig voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

07/736 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 21 december 2006, 06/574 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel (hierna: college)
Datum uitspraak: 29 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 24 april 2008, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J.J. Rutten, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en P.F. van de Koppel, werkzaam bij de gemeente Zaltbommel.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is met ingang van 2 april 1996 aangesteld in vaste dienst van de gemeente Zaltbommel als parkeer-/hondenwachter. Eind november 2001 is appellant ziek gemeld als gevolg van een incident tijdens het werk. Bij brieven van 22 april en 14 mei 2002 heeft de bedrijfsarts het college meegedeeld dat appellant naar zijn oordeel niet in staat is en zal zijn om zijn functie van parkeerwachter uit te voeren.
1.2. Het college heeft appellant in juli/augustus 2002 op therapeutische basis belast met het verwerken van urenregistraties voor de afdeling Financiën van de gemeente. Na een aantal dagen heeft appellant aangegeven dat die werkzaamheden voor hem te hoog gegrepen waren en heeft hij zich daarvoor ziek gemeld. In oktober 2002 heeft appellant voor de sector Ruimtelijke Zaken van de gemeente gedurende een aantal weken een inventarisatie verricht van bewegwijzeringsborden in de gemeente. Vervolgens heeft appellant gedurende een dag bodewerkzaamheden verricht bij de gemeente. Die werkzaamheden bleken vanwege het traplopen en tillen van zaken te zwaar voor hem te zijn.
1.3. Appellant is vanaf eind februari 2003 gedurende ruim een jaar begeleiding geboden door een extern re-integratiebedrijf bij het vinden van een functie buiten de gemeentelijke organisatie. Dat heeft niet tot succes geleid.
Gevraagd naar de passendheid van de functie van allround medewerker buitendienst, waarvoor appellant bij het college zijn belangstelling kenbaar had gemaakt, heeft de arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) het college bij brief van 8 mei 2003 bericht deze functie gezien de medische beperkingen en de mogelijkheden van appellant niet passend te achten. In juni 2004 heeft het college appellant aangeboden te bemiddelen bij het verkrijgen van een functie bij het veerpont te Brakel. Appellant heeft dat aanbod niet willen aanvaarden omdat zijn geloofsovertuiging hem naar zijn zeggen niet toestaat op zondag te werken wat door de exploitant van het veerpont als vereiste werd gesteld.
1.4. Bij besluit van 22 augustus 2005 heeft het college, na van het Uwv een zogeheten functieongeschiktheidsadvies te hebben verkregen, met toepassing van artikel 8:5, eerste lid, van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst van de gemeente Zaltbommel (hierna: CAR/UWO), appellant met ingang van 1 september 2005 ontslag verleend op grond van ongeschiktheid voor zijn functie wegens ziekte. Bij het bestreden besluit van 6 december 2005 heeft het college dit ontslagbesluit na daartegen door appellant gemaakt bezwaar gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Uitsluitend in geschil is de vraag of is voldaan aan de voor ontslag op grond van ongeschiktheid wegens ziekte in artikel 8:5, tweede lid, aanhef en onder c, van de CAR/UWO gestelde eis dat voldoende zorgvuldig herplaatsingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Appellant richt zich daarbij met name op de passendheid van de door hem gewenste functie van allround medewerker buitendienst (hierna: functie).
3.2. Gelet op de specifieke professionele deskundigheid van een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft het college niet onzorgvuldig gehandeld door de vraag naar de passendheid van de functie voor te leggen aan een arbeidsdeskundige van het Uwv.
3.3. De arbeidsdeskundige heeft de passendheid van de functie bezien aan de hand van de functiebeschrijving alsmede de functiemogelijkhedenlijst die was opgesteld door de verzekeringsarts van het Uwv, die was betrokken bij de toekenning aan appellant van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in november 2002. Ook heeft de arbeidsdeskundige een gesprek met appellant ter zake gevoerd voordat hij het college bij brief van 8 mei 2003 van zijn bevindingen op de hoogte heeft gesteld. Blijkens die brief zijn er volgens de arbeidsdeskundige, uitgaande van de functiemogelijkhedenlijst, teveel taken binnen de functie waar overschrijdingen van de medische mogelijkheden van appellant zijn te verwachten en zal met name het gegeven dat men in de functie de hele dag staat of loopt, zware lasten hanteert, boven schouder-hoogte en gebogen werkt, vooral in het groenonderhoud en onderhoud van de openbare ruimten, te belastend blijken te zijn.
3.4. De Raad is van oordeel dat het college zich op grond van voormelde, na voldoende zorgvuldig onderzoek tot stand gekomen, brief van de arbeidsdeskundige op het standpunt heeft mogen stellen dat de functie voor appellant niet passend is en dat hij daarin niet kon worden herplaatst. Gelet op de aard en de omvang van de overschrij-dingen heeft het college zich voorts op het standpunt mogen stellen dat uit organisatorisch oogpunt redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd de functie dusdanig aan te passen dat er geen sprake meer is van overschrijdingen. Het door appellant in beroep overgelegde rapport van arbeidsdeskundige K. van 7 april 2006 bevat geen conclusies omtrent de passendheid van de functie. Het daarin ingenomen standpunt dat de arbeidsdeskundige van het Uwv diepgaander onderzoek had moeten doen naar de passendheid van de functie kan, gezien het voorgaande, niet als juist worden aanvaard.
4. Nu het herplaatsingsonderzoek naar het oordeel van de Raad ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen, slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.G. Treffers en G.F. Walgemoed als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2008.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) K. Moaddine.
HD
20.05