[Appellant], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 december 2006, 06/5313 (hierna: aangevallen uitspraak)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 28 mei 2008
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 16 april 2008, waar partijen niet zijn verschenen.
1.1. Appellant ontvangt van Uwv een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (hierna: Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2. Appellant heeft Uwv op 31 augustus 2006 verzocht hem als voorziening ter ondersteuning bij re?ntegratie vrijstelling van de wegenbelasting toe te kennen.
1.3. Bij besluit van 12 september 2006, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 3 oktober 2006, heeft Uwv deze aanvraag afgewezen. Hieraan heeft Uwv ten grondslag gelegd dat hij niet bevoegd is om aan appellant vrijstelling van de motorrijtuigenbelasting te verlenen, aangezien de uitvoering van de belastingwetgeving in handen is van de Belastingdienst.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak - met bepalingen omtrent griffierecht - het beroep van appellant tegen het besluit van 3 oktober 2006 gegrond verklaard en dat besluit wegens een onjuiste grondslag vernietigd, omdat Uwv wél bevoegd is besluiten te nemen met betrekking tot voorzieningen als bedoeld in artikel 59b van de Wajong en artikel 13 van het Reïntegratiebesluit. De rechtbank heeft vervolgens de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten op de grond dat appellant de voorziening niet heeft gevraagd in het kader van bevordering en ondersteuning bij de inschakeling van arbeid en dat niet is gesteld of gebleken dat de voorziening ertoe strekt om een werkplek of opleidingslocatie te bereiken. Van bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in arbeid kan dan ook geen sprake zijn.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 3 oktober 2006 in stand zijn gelaten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Ingevolge artikel 35, eerste en tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: Wet WIA), kan Uwv aan de persoon met een naar het oordeel van het Uwv structurele functionele beperking, en die arbeid in dienstbetrekking verricht of die arbeid in dienstbetrekking gaat verrichten (…), of die scholing of opleiding in het kader van de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces volgt of gaat volgen of arbeid op een proefplaats verricht of gaat verrichten (…), op aanvraag vervoersvoorzieningen toekennen die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op die proefplaats.
4.1.2. Ingevolge artikel 59d van de Wajong kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld op grond waarvan Uwv op aanvraag van (…) de jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, in het kader van de bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige aan die jonggehandicapte voorzieningen kan verstrekken. Gelet op artikel 13 van het Reïntegratiebesluit kan Uwv op aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 59b van de Wajong vervoersvoorzieningen verlenen die ertoe strekken dat die persoon zijn werkplek of opleidingslocatie kan bereiken.
4.2. Niet gesteld noch gebleken is dat appellant de verzochte voorziening voor vervoer heeft aangevraagd met het doel van behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid, het volgen van de scholing of opleiding of het verrichten van arbeid op de proefplaats. Hieruit volgt dat appellant niet op grond van artikel 35 van de Wet WIA aanspraak kan maken op een vervoersvoorziening.
4.3. Tevens is niet gesteld noch gebleken dat appellant de verzochte voorziening voor vervoer heeft aangevraagd in het kader van bevordering en ondersteuning bij de inschakeling in de arbeid als zelfstandige of dat appellant de bedoelde vrijstelling nodig heeft om zijn werkplek of opleidingslocatie te kunnen bereiken. Hieruit volgt dat appellant niet op grond van artikel 59b van de Wajong, gelezen in samenhang met artikel 13 van het Reïntegratiebesluit, aanspraak kan maken een vervoersvoorziening.
4.4. Gelet op het onder 4.1.1 tot en met 4.3 overwogene, kan het hoger beroep niet slagen en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd, voor zover aangevochten.
4.5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2008.