ECLI:NL:CRVB:2008:BD2803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- R.H.M. Roelofs
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering aan appellante wegens niet-werknemerschap
In deze zaak gaat het om de weigering van een WW-uitkering aan appellante, die van 21 december 2000 tot 21 december 2001 beschikte over een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze vergunning was onder de beperking 'verblijf bij echtgenoot de heer R. Swambar' verleend. Appellante heeft op 7 december 2001 een aanvraag ingediend voor verlenging van deze verblijfsvergunning, maar deze aanvraag werd op 17 augustus 2004 afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend. In de periode van 1 april 2003 tot en met 30 juni 2005 was appellante werkzaam bij Thuiszorg Rotterdam, maar deze dienstbetrekking eindigde omdat zij niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning. Op 5 juli 2007 heeft appellante zich gemeld bij het Centrum voor Werk en Inkomen voor een WW-uitkering, maar het Uwv heeft haar op 24 januari 2006 meegedeeld dat zij geen recht had op een uitkering omdat zij niet over een geldig verblijfsdocument beschikte. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 20 april 2006 ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam die het beroep tegen het besluit van 20 april 2006 ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 13 mei 2008 geoordeeld dat appellante niet als werknemer in de zin van de WW kan worden beschouwd, omdat zij ten tijde van de aanvraag niet rechtmatig in Nederland verblijf hield. De Raad concludeert dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden om als werknemer te worden aangemerkt, aangezien Thuiszorg Rotterdam niet over de benodigde vergunning beschikte om haar arbeid te laten verrichten. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.