ECLI:NL:CRVB:2008:BD2486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak inzake het recht op uitkering op grond van de Toeslagenwet na het bereiken van de 65-jarige leeftijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2005. De zaak betreft de vraag of betrokkene, geboren op 26 juni 1938, recht had op een uitkering op grond van de Toeslagenwet (TW) na het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Betrokkene had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) ontvangen, maar het Uwv had besloten dat zijn recht op toeslag in drie jaar zou worden afgebouwd omdat hij langer dan drie maanden in Turkije verbleef.
De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene op 1 juni 2003, na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, niet langer voldeed aan de voorwaarden voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de WAO. Dit betekende dat hij ook geen recht meer had op een uitkering op grond van de TW. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat betrokkene op 1 juli 2003 geen aanspraak meer kon maken op een uitkering ingevolge de TW. De eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bestreden besluit had vernietigd, werd dan ook vernietigd.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt de gevolgen van het bereiken van de 65-jarige leeftijd voor het recht op sociale uitkeringen en de toepassing van de relevante wetgeving. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan de partijen. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.