ECLI:NL:CRVB:2008:BD2486

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3943 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak inzake het recht op uitkering op grond van de Toeslagenwet na het bereiken van de 65-jarige leeftijd

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2005. De zaak betreft de vraag of betrokkene, geboren op 26 juni 1938, recht had op een uitkering op grond van de Toeslagenwet (TW) na het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Betrokkene had eerder een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) ontvangen, maar het Uwv had besloten dat zijn recht op toeslag in drie jaar zou worden afgebouwd omdat hij langer dan drie maanden in Turkije verbleef.

De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene op 1 juni 2003, na het bereiken van de 65-jarige leeftijd, niet langer voldeed aan de voorwaarden voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van de WAO. Dit betekende dat hij ook geen recht meer had op een uitkering op grond van de TW. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat betrokkene op 1 juli 2003 geen aanspraak meer kon maken op een uitkering ingevolge de TW. De eerdere uitspraak van de rechtbank, die het bestreden besluit had vernietigd, werd dan ook vernietigd.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep benadrukt de gevolgen van het bereiken van de 65-jarige leeftijd voor het recht op sociale uitkeringen en de toepassing van de relevante wetgeving. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan de partijen. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

05/3943 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2005, kenmerk 03/5383 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
het Uwv
en
[betrokkene], Turkije (hierna: betrokkene).
Datum uitspraak: 14 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 21 juni 2007 plaatsgevonden. Voor het Uwv is verschenen A. Anandbahadoer. Betrokkene is niet verschenen.
Na de behandeling van het geding ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. In verband hiermee heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen. Het Uwv heeft op verzoek van de Raad bij brief van 11 september 2007 nadere stukken overgelegd. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege kan blijven, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt het Uwv in deze procedure in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder verweerder eveneens verstaan het Lisv.
Betrokkene, geboren op 26 juni 1938, heeft in Nederland werkzaamheden verricht. In verband met arbeidsongeschiktheid is aan hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) toegekend, aangevuld met een uitkering ingevolge de Toeslagenwet (TW). Betrokkene is met behoud van deze uitkering naar Turkije teruggekeerd.
Bij besluit van 28 november 2000 heeft het Uwv aan betrokkene medegedeeld dat zijn recht op toeslag in drie jaar zou worden afgebouwd ingevolge de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU) omdat hij langer dan drie maanden in Turkije verbleef. Betrokkene heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en beroep ingesteld. In zijn uitspraak van 14 maart 2003 LJN AF5937, heeft de Raad de afbouw van de toeslag in strijd geacht met het bepaalde in artikel 5, eerste lid van Conventie 118 betreffende gelijkheid van behandeling van eigen onderdanen en vreemdelingen op het gebied van de sociale zekerheid van 28 juni 1962, Trb 1964, 23 (hierna ILO-conventie 118). Bij besluit van 3 september 2003 heeft het Uwv aan betrokkene de bedragen die sedert 1 januari 2001 in mindering waren gebracht op de uitkering alsnog uitbetaald onder vergoeding van de wettelijke rente. Bij hetzelfde besluit is aan betrokkene medegedeeld dat de toeslag ingevolge artikel 4a van de TW per 1 juli 2003 werd beëindigd. Op 19 september 2003 heeft betrokkene bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 28 oktober 2003 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het bestreden besluit op 30 mei 2004 vernietigd.
In beroep stelt het Uwv zich (onder meer) op het standpunt dat betrokkene vanaf 1 juni 2003 geen recht meer heeft op toeslag op grond van de TW op grond van artikel 49 WAO juncto artikel 2, eerste lid en onder a TW wegens het bereiken van de 65-jarige leeftijd.
De Raad overweegt als volgt.
In dit geding is aan de orde de vraag of betrokkene op 1 juli 2003 aanspraak kon doen gelden op een uitkering ingevolge de Toeslagenwet. De Raad stelt vast dat betrokkene op 26 juni 2003 65 jaar is geworden, waardoor hij op grond van artikel 49 WAO op 1 juni 2003 niet langer voldeed aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ingevolge de WAO. Mitsdien had hij ingevolge artikel 2, eerste lid en onder a, TW per 1 juni 2003 evenmin recht op een uitkering op grond van de TW. Het Uwv heeft derhalve terecht vastgesteld dat appellant op 1 juli 2003 geen aanspraak meer kon maken op een uitkering ingevolge de TW.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak, waarbij het tegen bestreden besluit ingestelde beroep gegrond is verklaard, voor vernietiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslist wordt mitsdien als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) C. de Blaeij.
OA1508