ECLI:NL:CRVB:2008:BD2207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Toekenning gedeeltelijke WAO-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 1986 als timmerman werkt, is op 6 oktober 2003 uitgevallen door gewrichts-, rug- en nekklachten, die door de verzekeringsarts zijn geduid als osteoporose en artrose van de nek. Het Uwv heeft appellant per 4 oktober 2004 een WAO-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, maar appellant is het niet eens met de vastgestelde arbeidsbeperkingen en de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit. In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren tegen de uitspraak van de rechtbank herhaald. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 4 april 2008 behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.B.Th. Koekkoek, en het Uwv door W.R. Bos.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant correct heeft vastgesteld op basis van de beschikbare medische informatie. De Raad oordeelt dat de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende rekening hebben gehouden met de klachten van appellant en dat er geen reden is om aan te nemen dat de beperkingen zijn onderschat. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat appellant in staat is om de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen.
De Raad heeft echter ook geconstateerd dat de aanpassing van de beperkingen in hoger beroep heeft geleid tot het vervallen van een aantal voorbeeldfuncties. Hierdoor is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit pas in hoger beroep voldoende deugdelijk is gemotiveerd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze is aangevochten, verklaart het beroep tegen het besluit van 17 mei 2005 gegrond en vernietigt dit besluit, maar bepaalt dat de rechtgevolgen van het besluit geheel in stand blijven. Tevens veroordeelt de Raad het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 966,- en bepaalt dat het Uwv het betaalde griffierecht van € 143,- vergoedt.