ECLI:NL:CRVB:2008:BD2198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en de geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 16 augustus 2004 werd gedaan. Appellante, werkzaam als medewerkster catering, is op 5 april 2000 uitgevallen met nek- en schouderklachten. Het inleidende beroep richtte zich tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 november 2001, waarbij een WAO-uitkering werd toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van dit besluit onjuist was en verklaarde het beroep gegrond, wat leidde tot een nieuw besluit van het Uwv op 22 maart 2005, waarin de uitkering werd verhoogd naar 55 tot 65%.
Appellante was het niet eens met dit nieuwe besluit en herhaalde haar eerdere beroepsgronden, waarbij zij betoogde dat de geschiktheid voor de geselecteerde functies onvoldoende was toegelicht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv niet voldoende had onderbouwd dat appellante aan de harde functie-eisen voldeed, met name de eis om over een auto te beschikken voor bepaalde functies. De Raad oordeelde dat de markeringen bij de geselecteerde functies afdoende waren toegelicht, maar dat de functies melkmonsternemer niet aan de schatting konden worden ten grondslag gelegd.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, vernietigde het bestreden besluit 2 en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,-- en moest het griffierecht van € 102,-- worden vergoed. De uitspraak werd gedaan op 16 mei 2008 door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep.