ECLI:NL:CRVB:2008:BD1958

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-2215 ZFW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep inzake rolstoelvervoer

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dijk, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 maart 2006. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een geschil met Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep, Zorgverzekeraar U.A. (CZ). Appellante had eerder een rolstoel aangevraagd en verkregen van de gemeente Beuningen, wat al in de fase van bezwaar duidelijk was. Op 20 september 2007 trok mr. Van Dijk namens appellante het hoger beroep in, maar verzocht tegelijkertijd om CZ te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht. CZ diende een verweerschrift in en het onderzoek ter zitting werd met toestemming van partijen gesloten.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. CZ had appellante een machtiging voor rolstoelvervoer verleend voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2007, maar stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling omdat appellante CZ pas na de indiening van het hoger beroep op de hoogte had gesteld van de goedkeuring van haar aanvraag. De Raad kon CZ hierin niet volgen, aangezien het duidelijk was dat appellante al eerder een rolstoel had aangevraagd en verkregen.

De Raad besloot CZ te veroordelen in de proceskosten van appellante, begroot op € 322,--. Tevens werd vermeld dat appellante zich kan wenden tot gedaagde voor vergoeding van het griffierecht, tenzij dit al door CZ is vergoed. De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen, op 13 mei 2008.

Uitspraak

06/2215 ZFW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 maart 2006, 05/4263 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep, Zorgverzekeraar U.A., gevestigd te Tilburg, als rechtsopvolger van OWM Centrale Zorgverzekeraars, groep Ziekenfonds U.A. (hierna: CZ)
Datum uitspraak: 13 mei 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. van Dijk, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 september 2007 heeft mr. Van Dijk namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht CZ te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht.
CZ heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat CZ, met het verlenen van een machtiging voor rolstoelvervoer voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2007, alsnog geheel aan appellante tegemoet is gekomen.
CZ stelt zich op het standpunt gesteld dat er desondanks geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, omdat appellante CZ er pas op 4 mei 2006 - dat is nadat hoger beroep was ingesteld - van in kennis heeft gesteld dat de gemeente Beuningen haar aanvraag van 3 juni 2005 om een rolstoel heeft toegekend. Als zij dit eerder had gedaan had appellante het hoger beroep eenvoudig kunnen voorkomen.
De Raad kan CZ hierin niet volgen reeds op grond van het feit dat blijkens de gedingstukken al in de fase van bezwaar duidelijk was dat appellante bij de gemeente Beuningen een rolstoel had aangevraagd en verkregen.
De Raad ziet dan ook aanleiding om CZ te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,--.
Voor wat betreft het verzoek tot vergoeding van het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht kan zij zich ingevolge artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet tot gedaagde wenden, voorzover het griffierecht niet reeds spontaan door CZ aan haar is vergoed.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt CZ in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,--, te betalen door de OWM Centrale Zorgverzekeraars groep, Zorgverzekeraar U.A. aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2008.
(get.) J.N.A. Bootsma.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
OA0608