ECLI:NL:CRVB:2008:BD1958
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep inzake rolstoelvervoer
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. van Dijk, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 6 maart 2006. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van een geschil met Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars groep, Zorgverzekeraar U.A. (CZ). Appellante had eerder een rolstoel aangevraagd en verkregen van de gemeente Beuningen, wat al in de fase van bezwaar duidelijk was. Op 20 september 2007 trok mr. Van Dijk namens appellante het hoger beroep in, maar verzocht tegelijkertijd om CZ te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht. CZ diende een verweerschrift in en het onderzoek ter zitting werd met toestemming van partijen gesloten.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. CZ had appellante een machtiging voor rolstoelvervoer verleend voor de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2007, maar stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling omdat appellante CZ pas na de indiening van het hoger beroep op de hoogte had gesteld van de goedkeuring van haar aanvraag. De Raad kon CZ hierin niet volgen, aangezien het duidelijk was dat appellante al eerder een rolstoel had aangevraagd en verkregen.
De Raad besloot CZ te veroordelen in de proceskosten van appellante, begroot op € 322,--. Tevens werd vermeld dat appellante zich kan wenden tot gedaagde voor vergoeding van het griffierecht, tenzij dit al door CZ is vergoed. De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen, op 13 mei 2008.