ECLI:NL:CRVB:2008:BD1514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- G.J.H. Doornewaard
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de juistheid van de WAO-schatting en belastbaarheid van de appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 29 november 2005 zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 21 september 2004 vastgesteld dat de appellant per 1 september 2004 een arbeidsongeschiktheid van 15-25% had. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat hij medisch meer en ernstiger beperkt was dan door het Uwv en de rechtbank was aangenomen. Tijdens de zitting op 14 maart 2008 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door P.J. Langius.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld, waaronder medische verklaringen van verschillende specialisten. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht geen reden had om te twijfelen aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen. De Raad oordeelde dat de appellant in staat moest worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen, ook al was er sprake van een moeilijk objectiveerbare aandoening als fibromyalgie. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J.P.M. Zeijen als leden. De uitspraak vond plaats op 25 april 2008, in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger. De Raad benadrukte dat er geen nieuwe gegevens waren gepresenteerd die aanleiding gaven tot twijfel aan de eerdere vaststellingen van het Uwv. De Raad concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat de eerdere oordelen niet de toets der kritiek konden doorstaan.