ECLI:NL:CRVB:2008:BD1363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van gebrek aan relevante beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2005. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar per 4 september 2001 in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen, omdat er geen relevante beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek waren vastgesteld.
Tijdens de zitting op 3 maart 2008 was appellante aanwezig, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. C.L. Schuren. De Raad heeft in zijn motivering verwezen naar de overwegingen van de rechtbank en onderschrijft het oordeel dat de klachten van appellante, die zij in verband bracht met whiplashklachten, niet relevant waren voor de beoordeling van haar recht op een uitkering. De Raad concludeert dat het hoger beroep geen doel treft en bevestigt de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M. van der Vos als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe relevante gezichtspunten heeft ingebracht en dat de rechtbank de grieven van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen.