ECLI:NL:CRVB:2008:BD0909
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van kinderbijslag op basis van onderhoudsvoorwaarde en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2005. Appellant had verzocht om kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor zijn in Marokko verblijvende kinderen. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet had aangetoond dat hij aan zijn onderhoudsplicht had voldaan. Tijdens de zittingen op 23 augustus 2007 en 7 februari 2008 was appellant niet verschenen, maar de Svb werd vertegenwoordigd door drs. A. Slovacek.
De Raad heeft vastgesteld dat de Svb in een gewijzigd besluit op bezwaar van 15 maart 2006 heeft erkend dat appellant voor het derde kwartaal van 2004 aan de onderhoudsvoorwaarde voldeed, maar heeft de weigering van kinderbijslag voor andere kwartalen gehandhaafd. De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor de kwartalen 2003 en 2004, met uitzondering van het derde kwartaal van 2004. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet had aangetoond dat hij zijn kinderen in belangrijke mate had onderhouden, en de Raad bevestigde dit oordeel.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het besluit van 13 april 2005 gegrond, maar verklaarde het beroep tegen het besluit van 15 maart 2006 ongegrond. De Svb werd verplicht om het griffierecht van appellant te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van adequate bewijsvoering bij aanvragen voor kinderbijslag, vooral wanneer het gaat om kinderen die niet in het huishouden van de aanvrager verblijven.