als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 30 maart 2007, 06/870 (hierna: aangevallen uitspraak),
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: het IBG).
Datum uitspraak: 25 april 2008
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van
9 november 2007 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 9 november 2007 heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 maart 2008 waar partijen niet zijn verschenen.
De Raad dient in de eerste plaats te beoordelen of appellant ontvankelijk is in zijn verzet.
Ingevolge de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Awb, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzet van appellant overweegt de Raad het volgende.
De uitspraak van de Raad is op 9 november 2007 aangetekend verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een verzetschrift in dit geval aanving op 10 november 2007 en eindigde op 21 december 2007. Het ongedateerde verzetschrift is op 28 december 2007 ter griffie van de Raad ontvangen. Het verzetschrift is volgens de postdatumstempel op de enveloppe op 27 december 2007 ter post bezorgd, waarmee de verzetstermijn is overschreden.
Wat betreft de door appellant in het verzetschrift ter verontschuldiging van de termijnoverschrijding gegeven reden dat appellant samen met zijn vrouw ten tijde van de verzetstermijn in een emotionele persoonlijke situatie verkeerde, merkt de Raad op dat de aangevoerde omstandigheid niet de termijnoverschrijding van het verzet kan verontschuldigen, nu onvoldoende is gebleken dat appellant hierdoor buiten staat is geweest zijn belangen te behartigen of te doen behartigen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter, en R.C. Stam en J. Riphagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 25 april 2008.