ECLI:NL:CRVB:2008:BD0570

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4140 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van Wajong-uitkering na levertransplantatie en medische urenbeperking

In deze zaak gaat het om de herziening van de Wajong-uitkering van appellante, die na een levertransplantatie in 2000 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante is per 1 juli 2004 gaan werken voor 65% van de normale werktijd, maar ondervond vermoeidheidsklachten die haar arbeidsomvang beperkten tot ongeveer dertig uur per week en zes uur per dag. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2005 de Wajong-uitkering herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% na een herbeoordeling van haar situatie. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. Tijdens de zitting op 21 maart 2008 is appellante niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was. De Raad heeft vastgesteld dat er gebreken kleven aan de arbeidskundige grondslag van de schatting. De voor appellante geldende medische urenbeperking werd niet in acht genomen bij de beoordeling van de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen. Twee van de drie functies die werden overwogen, vereisten namelijk een werkdag van acht uur, wat niet overeenkomt met de vastgestelde beperkingen van appellante.

De Raad concludeert dat de indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35% niet langer juist is en dat het bestreden besluit van het Uwv, dat op een ondeugdelijke arbeidskundige grondslag berust, niet in stand kan blijven. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 644,-. Tevens dient het Uwv het betaalde griffierecht van € 145,- aan appellante te vergoeden.

Uitspraak

06/4140 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 juni 2006, 05/1606 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J. de Rooij, werkzaam bij ARAG Nederland te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2008. Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
Appellante heeft in 2000 een levertransplantatie ondergaan. Vanaf april 2001 ontvangt zij een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. In verband met inkomsten uit door appellante verrichte arbeid werd een korting op de uitkering toegepast. Per 1 juli 2004 is appellante voor 65% van de normale werktijd gaan werken als technisch medewerker vergunningverlener bij een waterschap. Sedertdien wordt haar uitkering met toepassing van de wettelijke kortingsbepaling uitbetaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
Eind 2004 is het Uwv overgegaan tot een herbeoordeling van de mate van appellantes arbeidsongeschiktheid. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de vermoeidheidsklachten, die bij appellante bestaan sedert de levertransplantatie, niet zijn gewijzigd. Tevens is geconstateerd dat appellante als bijwerking van de door haar gebruikte medicatie ook suikerziekte heeft gekregen. De voor appellante van toepassing geachte beperkingen zijn opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst. Een van die beperkingen houdt in dat, in verband met appellantes vermoeidheidsklachten, haar arbeidsomvang beperkt wordt geacht tot ongeveer dertig uur per week en ongeveer zes uur per dag.
Bij arbeidskundig onderzoek is vastgesteld dat appellante nog steeds in een omvang van 65% van de volledige werktijd werkzaam is bij het waterschap. De arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat appellante met verschillende loondienstfuncties elders - te weten medewerker bank/kassier bank, Sbc-code 516070, telefonist/receptionist, Sbc-code 315120 en schadecorrespondent, Sbc-code 516080 - nog een zodanig loon kan verdienen dat ten opzichte van het voor haar maatgevend te achten loon - dat is gesteld op hetgeen zij in een volledige werkweek van 37 uur in haar eigen functie zou kunnen verdienen - sprake is van een theoretisch verlies aan verdiencapaciteit van 34,93%, overeenkomend met indeling in de klasse 25 tot 35%.
Bij besluit van 16 maart 2005 is, overeenkomstig deze uitkomsten van de herbeoordeling, de Wajong-uitkering van appellante met ingang van 29 maart 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Bij besluit van 9 september 2005, hierna: het bestreden besluit, is het tegen eerstgenoemd besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden om de bevindingen van de verzekeringsartsen in twijfel te trekken. Ook heeft de rechtbank zich kunnen stellen achter de arbeidskundige grondslag van de schatting, in verband waarmee het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard.
Appellante heeft haar in eerdere instanties naar voren gebrachte bezwaren in hoger beroep herhaald.
De Raad overweegt als volgt.
Zoals reeds ter zitting is besproken, kleven er gebreken aan de arbeidskundige grondslag van de onderhavige schatting. Voor appellante geldt, naar hiervoor is vermeld, een medische urenbeperking, aldus dat de voor haar toegestane arbeidsomvang ten hoogste ongeveer dertig uur per week en zes uur per dag mag bedragen. Onder twee van de drie voor de schatting gebruikte SBC-codes ressorteren evenwel afzonderlijke functies waarin per dag langer dan die maximaal toegestane omvang dient te worden gewerkt.
Het gaat daarbij om de onder Sbc-code 315120 vallende functie van medewerker informatiebalie waarin acht uur per dag moet worden gewerkt en de onder Sbc-code 516080 vallende functie van administratiemedewerker schade waarin eveneens acht uur per moet worden gewerkt. Uitgaande van de voor appellante vastgestelde belastbaarheid moeten die functies, als voor haar in medisch opzicht niet passend, komen te vervallen.
Als gevolg daarvan wordt de voor appellante vastgestelde resterende verdiencapaciteit in relevant te achten mate lager, daar de toegepaste reductiefactor dan - beduidend - kleiner wordt. De indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse 25 tot 35% kan als gevolg daarvan niet langer juist worden geacht.
Gelet op het vorenoverwogene kan het bestreden besluit, als berustend op een ondeugdelijke arbeidskundige grondslag, in rechte geen stand houden. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, evenals het daarbij in stand gebleven bestreden besluit.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en eveneens op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
Bepaalt dat de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het betaalde griffierecht van € 145,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en R.C. Stam en A.T. de Kwaasteniet als leden. Deze beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 april 2008.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M. Lochs.
JL