ECLI:NL:CRVB:2008:BD0499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering en de beoordeling van arbeidsbeperkingen door ziekte
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAZ-uitkering had aangevraagd. Appellant, die als zelfstandig belastingconsulent werkte, had eerder een aanvraag voor ziekengeld ingediend, welke was afgewezen omdat hij als volledig geschikt voor zijn eigen werk werd beschouwd. Het Uwv handhaafde deze beslissing in een besluit op bezwaar, waarin werd gesteld dat appellant geen arbeidsbeperkingen had door ziekte of gebrek. De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen in aanmerking te nemen arbeidsbeperkingen waren. De Raad baseerde zich op rapportages van verzekeringsartsen die concludeerden dat appellant geen relevante beperkingen had. Appellant had in hoger beroep aanvullende medische stukken overgelegd, maar de Raad oordeelde dat deze stukken niet de betekenis hadden die appellant eraan hechtte. De Raad benadrukte dat voor het aannemen van arbeidsbeperkingen, de klachten van de verzekerde hun oorsprong moeten vinden in medisch geobjectiveerde ziekten of gebreken.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de objectiveringseis rechtvaardigden. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van griffier M. van der Vos, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.