ECLI:NL:CRVB:2008:BD0462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vermogensvaststelling bijstandsverlening op grond van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 13 oktober 2006, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond ongegrond werd verklaard. Het College had bij besluit van 19 juli 2005 aan appellant bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) toegekend, waarbij het vermogen van appellant werd vastgesteld op € 3.320,60. Appellant was het niet eens met deze vermogensvaststelling en diende bezwaar in, dat door het College ongegrond werd verklaard bij besluit van 22 november 2005.
De rechtbank bevestigde het besluit van het College, waarop appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 1 april 2008 was appellant niet aanwezig, maar het College werd vertegenwoordigd door drs. R.A.J. Wilbers. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad merkte op dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van de eerdere procedure en dat deze niet tot een ander oordeel leidden.
Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 22 april 2008.