[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 9 januari 2007, 06/11214 en 06/12261 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen (hierna: College)
Datum uitspraak: 22 april 2008
Namens appellante heeft S.A. Merkus (hierna: Merkus), destijds werkzaam bij de Centrale Opvang Asielzoekers te Heemskerk, hoger beroep ingesteld. Mr. M.J. van der Staaij, advocaat te Beverwijk, heeft de gronden van het hoger beroep aangevuld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 1 april 2008, waar partijen niet zijn verschenen.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellante ontving sedert 11 juli 2005 een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 19 mei 2006 heeft het College het recht op bijstand van appellante opgeschort met ingang van 11 mei 2006 op grond van artikel 54, eerste lid, van de WWB. Appellante heeft op 29 mei 2006 en op 15 juni 2006 desgevraagd slechts een deel van nader door het College opgevraagde bescheiden ingeleverd.
Bij besluit van 20 juli 2006 heeft het College de bijstand van appellante met ingang van 11 mei 2006 met toepassing van artikel 54, vierde lid, van de WWB ingetrokken.
Bij brief van 31 juli 2006, door het College ontvangen op 5 september 2006, is namens appellante bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 juli 2006.
Bij besluit van 21 november 2006 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 20 juli 2006 wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het tegen het besluit van 21 november 2006 ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd voor zover hierbij haar beroep ongegrond is verklaard.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 20 juli 2006 en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is te achten, zodat het College het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad verwijst kortheidshalve naar de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd.
In hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd, ziet de Raad geen grond om tot een ander oordeel te komen. De Raad kan appellante niet volgen in het standpunt dat de termijnoverschrijding van het bezwaar verschoonbaar moet worden geacht, nu Merkus haar belangen destijds niet naar behoren heeft behartigd. Naar vaste rechtspraak van de Raad dienen de gevolgen van (processueel) handelen of nalaten van een gemachtigde voor rekening te blijven van degene die de behartiging van zijn belangen aan die gemachtigde heeft toevertrouwd.
Het hoger beroep van appellante slaagt niet. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 april 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.