ECLI:NL:CRVB:2008:BD0248

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-4373 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van onderhoudsbijdrage voor kinderen in het buitenland

In deze zaak gaat het om de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om kinderbijslag toe te kennen aan appellant voor zijn drie kinderen over het eerste kwartaal van 2005. De Svb heeft gesteld dat appellant niet in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het onderhoud van zijn kinderen, die bij hun moeder in Turkije verbleven. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk aan de onderhoudsbijdrage heeft voldaan, maar de Svb heeft dit betwist. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat appellant niet op een eenvoudig controleerbare wijze heeft aangetoond dat hij de vereiste bijdrage van minimaal € 1.158,-- per kwartaal heeft voldaan. De Raad heeft daarbij gewezen op het beleid van de Svb, dat vereist dat betalingen aan de kinderen of hun verzorgers in het buitenland via bankoverschrijvingen moeten worden aangetoond. Appellant heeft weliswaar een bedrag van € 1.148,-- overgemaakt, maar dit is niet voldoende om aan de vereiste bijdrage te voldoen. De Raad heeft ook de overgelegde bewijsstukken van appellant, zoals bankafschriften en een verklaring van zijn echtgenote, niet als overtuigend beschouwd. De Raad concludeert dat appellant niet heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor kinderbijslag heeft voldaan, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

06/4373 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ´s-Hertogenbosch van 12 juni 2006, 06/228 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 10 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.J. Driessen, advocaat te Beers, hoger beroep ingesteld en vervolgens nog nadere gronden en bewijsstukken aan de Raad gezonden.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Driessen. Voor de Svb is verschenen J.A.J. Groenendaal.
II. OVERWEGINGEN
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 5 april 2005 heeft de Svb geweigerd over het eerste kwartaal van 2005 aan appellant kinderbijslag toe te kennen voor zijn kinderen [T.], [Y.] en [G.], omdat hij deze kinderen niet in belangrijke mate heeft onderhouden.
Bij besluit van 1 december 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant gericht tegen het hiervoor genoemde besluit van 5 april 2005 ongegrond verklaard. Daarbij heeft de Svb overwogen dat het door appellant betaalde bedrag van € 1.148,-- niet tot de conclusie kan leiden dat hij de drie bovengenoemde kinderen in belangrijke mate heeft onderhouden. Om in aanmerking te kunnen komen voor kinderbijslag is een aantoonbare onderhoudsbijdrage vereist van minstens € 1.158,--. Aan het verzoek het betaalde bedrag toe te rekenen aan twee van de drie kinderen kan niet worden voldaan. Tevens overweegt de Svb dat de overgelegde telefoonnota’s niet als eenvoudig controleerbare bewijzen voor de onderhoudsbijdrage aangemerkt kunnen worden en dat dat tevens geldt voor bedragen voor kleding die appellant ten behoeve van de kinderen zou hebben uitgegeven.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad overweegt het volgende.
In geschil is de weigering van kinderbijslag ten behoeve van drie kinderen over het eerste kwartaal van 2005 omdat appellant deze kinderen niet in belangrijke mate heeft onderhouden.
De Raad stelt ten aanzien van dit geschilpunt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat [T.], [Y.] en [G.] tijdens de periode in geding hebben verbleven bij de moeder, [naam moeder], in Turkije en niet behoorden tot het huishouden van appellant. Dit betekent dat appellant slechts aanspraak heeft op kinderbijslag als hij gedurende dit kwartaal heeft voldaan aan de bij en krachtens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) gestelde voorwaarde dat hij genoemde kinderen in belangrijke mate heeft onderhouden, dat wil zeggen voor een bedrag van in totaal ten minste € 1.158,-- per kwartaal.
De Svb hanteert het beleid dat het voldaan hebben aan de onderhoudsbijdrage voor in het buitenland verblijvende kinderen in beginsel slechts kan worden aangetoond, indien de bedragen op een eenvoudig controleerbare wijze aan de verzorger van het kind of het kind zelf in het betreffende land zijn overgemaakt door middel van bankoverschrijvingen ten name van de kinderen of de persoon die de kinderen verzorgt. Bij stortingen op de bankrekening van personen in het buitenland dienen naast stortingsbewijzen de daarbij behorende ontvangstbewijzen te worden overgelegd om de betalingen aan te tonen. De Svb voert voorts een beleid dat mede is gebaseerd op vaste jurisprudentie van de Raad, inhoudende dat onderhoudsbijdragen worden geacht gelijkelijk te zijn besteed voor de in het betreffende huishouden verblijvende kinderen waarvoor aanspraak op kinderbijslag bestaat.
Met de Svb en de rechtbank is de Raad van oordeel dat appellant niet op eenvoudig te controleren wijze heeft aangetoond dat hij de vereiste bijdrage voor het in geding zijnde kwartaal heeft voldaan.
Appellant heeft door middel van een betaalopdracht en een bankafschrift aangetoond dat hij een bedrag van € 1.148,-- naar zijn echtgenote heeft overgemaakt via Hittit Reizen te Oss en de Halkbank. De Raad constateert dat het bedrag dat via deze transactie is overgemaakt - wat daarvan overigens zij - niet voldoende is voor de vereiste bijdrage in het onderhoud van de kinderen.
Het formulier waarmee appellant meent te kunnen aantonen dat een bedrag van € 1.160,-- ten behoeve van de kinderen is overgemaakt, kan door de Raad niet als een overtuigend bewijsstuk gezien worden. Van dit formulier kan niet worden gezegd dat daarmee controleerbaar is aangetoond dat een dergelijk bedrag in de betreffende periode ten behoeve van de kinderen is overgemaakt. Behalve dat het formulier niet van een datum is voorzien, is niet gebleken dat de echtgenote van appellant het betreffende bedrag heeft opgenomen. De in hoger beroep bij de Raad overgelegde bankafschriften en verklaring van de echtgenote leiden niet tot een ander oordeel.
Ten aanzien van de verklaring die appellant in hoger beroep heeft overgelegd en waarmee hij beoogt aan te tonen dat zijn echtgenote op 30 juni 2005 een bedrag van € 2.000,-- heeft ontvangen, waarvan een gedeelte bestemd is geweest voor te betalen schoolgeld, overweegt de Raad het volgende.
De kwartaalsgewijze benadering van aanspraken op kinderbijslag op grond van de AKW brengt met zich mee dat per kwartaal dient te worden nagegaan of aan de eisen gesteld bij en krachtens de AKW is voldaan. Daarvan kan slechts worden afgeweken in bijzondere gevallen, alsmede in situaties waarin sprake is van betaling van bepaalde kosten welke evident betrekking hebben op meer kwartalen, zoals bijvoorbeeld de betaling van schoolgeld. De Raad is van oordeel dat in casu geen sprake is van bijzondere omstandigheden en dat appellant niet heeft aangetoond dat een gedeelte van het bedrag van € 2.000,-- bestemd is geweest voor betaling van schoolgeld in het schooljaar 2004-2005. Aan het verzoek een gedeelte van dit bedrag toe te rekenen aan het onderhavige kwartaal kan dan ook niet worden voldaan.
De Raad merkt in dit verband nog op dat aannemelijk is dat appellant tijdig op de hoogte was, althans op de hoogte had kunnen zijn, van de voorwaarden die de Svb stelt aan de voldoening van de wettelijk voorgeschreven onderhoudsbijdrage.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C. Palmboom als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 april 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.C. Palmboom.
AR