ECLI:NL:CRVB:2008:BC9661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.F. Bandringa
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de weigering van ziekengeld en de procesgang rondom de uitspraak van de rechtbank Haarlem
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Appellant had zich ziek gemeld per 13 april 2004 in verband met darmklachten, terwijl hij eerder een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank had de deskundige, dr. E.A. Rauws, geraadpleegd, die concludeerde dat appellant in april 2004 in staat was om de functie van typist/datatypist te vervullen. De rechtbank volgde de deskundige niet in zijn oordeel over het gebruik van het medicijn Tramadol.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had gehandeld door het onderzoek ter zitting achterwege te laten zonder dat partijen opnieuw toestemming hadden gegeven na het indienen van nieuwe stukken. Dit leidde tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak niet rechtsgeldig tot stand was gekomen en dus vernietigd moest worden. De Raad oordeelde dat de zaak geen nadere behandeling door de rechtbank behoeft en dat het beroep ongegrond verklaard moest worden. De Raad volgde de deskundige in zijn oordeel dat er geen actieve darmontsteking was aangetoond en dat appellant in staat was om de geselecteerde functies te vervullen.
De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 322,-- en bepaalde dat het Uwv het griffierecht van € 105,-- aan appellant moest vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 9 april 2008, waarbij de Raad de procesgang en de medische beoordelingen zorgvuldig in overweging nam.