ECLI:NL:CRVB:2008:BC9244
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-schatting en geschiktheid van functies voor appellante
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij haar een WAO-uitkering werd geweigerd. Appellante, geboren in 1961, had na een lange periode van werkloosheid werk gevonden, maar meldde zich ziek vanwege rug- en psychische klachten. Het Uwv weigerde haar een uitkering met de stelling dat zij bij aanvang van haar werkzaamheden al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was en dat haar situatie niet was verslechterd. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende zorgvuldig had gehandeld en dat er een nieuw besluit op bezwaar moest komen. In hoger beroep stelde appellante dat haar klachten waren toegenomen en dat er een urenbeperking had moeten worden aangehouden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de beperkingen van appellante correct had vastgesteld en dat de geduide functies passend waren, ondanks dat sommige functies eerder als ongeschikt waren beoordeeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 1 april 2008.