ECLI:NL:CRVB:2008:BC9241
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- H.G. Rottier
- C.P.M. van de Kerkhof
- I.R.A. van Raaij
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en toegenomen beperkingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 december 2005, waarin de aanvraag voor een WAO-uitkering werd afgewezen. Appellante, geboren in 1961, meldde zich op 24 november 1997 ziek vanwege rug- en psychische klachten na een periode van werk als telefoniste. Het Uwv weigerde haar aanvraag voor een WAO-uitkering met ingang van 23 november 1998, omdat de arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou bedragen. In hoger beroep stelde appellante dat haar beperkingen waren toegenomen en dat zij de haar geduide functies niet kon vervullen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv onvoldoende had onderbouwd dat er geen toename van beperkingen was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, en oordeelde dat het Uwv opnieuw moest beslissen op het bezwaar van appellante. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.288,- en moest het griffierecht van in totaal € 140,- vergoeden. De uitspraak werd gedaan op 1 april 2008.