ECLI:NL:CRVB:2008:BC8929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.B.J. van der Ham
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van elektrische gezichtsepilatie
In deze zaak gaat het om de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van elektrische gezichtsepilatie. Appellante diende op 18 oktober 2004 een aanvraag in voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor deze kosten. De aanvraag werd afgewezen op 28 oktober 2004, en de daaropvolgende bezwaren werden op 27 januari 2005 ongegrond verklaard. De reden voor de afwijzing was dat de kosten, zoals blijkt uit de overgelegde nota's van de dermatoloog, al vóór de aanvraagdatum waren gemaakt en betaald. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond in haar uitspraak van 19 september 2006.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat volgens artikel 11, eerste lid, van de WWB, iedere Nederlander recht heeft op bijstand als hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Artikel 35, eerste lid, van de WWB stelt dat bijzondere bijstand kan worden verleend als de kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, langdurigheidstoeslag, vermogen of inkomen. In dit geval waren de kosten echter al gemaakt en betaald vóór de aanvraag, waardoor appellante geen recht had op bijstand.
De Raad concludeerde dat het buitenwettelijke beleid van het College van burgemeester en wethouders niet van toepassing was, omdat de ingediende nota's het maximumbedrag van € 100,-- overschreden. Bijzondere omstandigheden die een afwijking van dit beleid rechtvaardigden, waren niet aangetoond. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.