ECLI:NL:CRVB:2008:BC8929

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6269 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van elektrische gezichtsepilatie

In deze zaak gaat het om de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van elektrische gezichtsepilatie. Appellante diende op 18 oktober 2004 een aanvraag in voor bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) voor deze kosten. De aanvraag werd afgewezen op 28 oktober 2004, en de daaropvolgende bezwaren werden op 27 januari 2005 ongegrond verklaard. De reden voor de afwijzing was dat de kosten, zoals blijkt uit de overgelegde nota's van de dermatoloog, al vóór de aanvraagdatum waren gemaakt en betaald. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond in haar uitspraak van 19 september 2006.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat volgens artikel 11, eerste lid, van de WWB, iedere Nederlander recht heeft op bijstand als hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Artikel 35, eerste lid, van de WWB stelt dat bijzondere bijstand kan worden verleend als de kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, langdurigheidstoeslag, vermogen of inkomen. In dit geval waren de kosten echter al gemaakt en betaald vóór de aanvraag, waardoor appellante geen recht had op bijstand.

De Raad concludeerde dat het buitenwettelijke beleid van het College van burgemeester en wethouders niet van toepassing was, omdat de ingediende nota's het maximumbedrag van € 100,-- overschreden. Bijzondere omstandigheden die een afwijking van dit beleid rechtvaardigden, waren niet aangetoond. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, en zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

06/6269 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante]
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2006, 05/1027 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 april 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. M.F. Achekar, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2008. Voor appellante is niemand verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M. Tjen A Kwoei, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Appellante heeft op 18 oktober 2004 een aanvraag om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend voor de kosten verbonden aan elektrische gezichtsepilatie.
Bij besluit van 28 oktober 2004 is deze aanvraag afgewezen. De daartegen gerichte bezwaren zijn bij besluit van 27 januari 2005 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de kosten, blijkens de overgelegde nota’s van de dermatoloog, ten minste vier maanden tevoren zijn gemaakt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om in afwijking van de geldende jurisprudentie inzake de toepassing van artikel 43 en 44 van de WWB tot bijstandsverlening met terugwerkende kracht over te gaan.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 27 januari 2005 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
De Raad komt tot de volgende beoordeling
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de WWB, zoals dit artikel ten tijde in geding luidde, heeft iedere Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 35, eerste lid, van de WWB bepaalt - voor zover van belang - dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Uit de stukken blijkt dat de ingediende nota’s van de dermatoloog dateren van ruim vóór de indiening van de aanvraag om bijzondere bijstand. Zo is de laatste nota van 17 juni 2004. Uit diezelfde nota’s blijkt bovendien dat het verschuldigde bedrag op de datum van de nota’s per pinpas is betaald. Aangezien de kosten derhalve door appellante voor de datum van aanvraag zijn gemaakt én voldaan, zonder dat van een (reële) schuld ter zake is gebleken, had zij gelet op artikel 35, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de WWB, reeds hierom geen recht op bijzondere bijstand.
Het door het College ter zake van bijzondere bijstand gevoerde buitenwettelijke beleid mist in dit geval toepassing nu reeds de afzonderlijke nota’s het in dat verband gehanteerde maximumbedrag van € 100,-- overtreffen. Bijzondere omstandigheden die het College ertoe hadden moeten brengen van dat beleid af te wijken, zijn niet gesteld of anderszins gebleken.
Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, dient te worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en A.B.J. van der Ham en L.J.A. Damen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 april 2008.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) W. Altenaar.
RB1303