ECLI:NL:CRVB:2008:BC7657
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th. C. van Sloten
- K. Zeilemaker
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum bijstandsuitkering en bijzondere omstandigheden voor terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een bijstandsuitkering voor appellant, die na zijn ontslag een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) had aangevraagd. Deze aanvraag werd geweigerd, waarna appellant zich op 29 juni 2005 meldde bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en op 20 juli 2005 een aanvraag indiende voor bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB). De bijstandsverlening werd toegekend met ingang van 29 juni 2005, maar appellant stelde dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, namelijk op 28 april 2005, de datum van zijn eerste melding bij het CWI. Hij voerde aan dat hij destijds niet alleen een WW-uitkering wilde aanvragen, maar ook een bijstandsuitkering.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van de bijstandsuitkering rechtvaardigden. De Raad verwees naar de vaste rechtspraak die stelt dat bijstand in beginsel niet verleend wordt over een periode voorafgaand aan de datum van de bijstandsaanvraag of de melding bij het CWI. Appellant had weliswaar gesteld dat het CWI hem niet van alle relevante informatie had voorzien, maar dit werd niet als voldoende beschouwd om te spreken van bijzondere omstandigheden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, wat gebruikelijk is in dit soort zaken.