ECLI:NL:CRVB:2008:BC7576
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid voor arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van medische en arbeidskundige rapportages
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het Uwv werd gesteund in zijn besluit om appellant geen uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toe te kennen. Appellant, die als orderpicker werkte, was op 14 oktober 2003 uitgevallen door lage rugklachten en onderging in augustus 2004 een operatie vanwege long- en pijnklachten. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant per 12 oktober 2004 in staat was om met de hem voorgehouden functies een inkomen te verdienen dat het verlies aan verdiencapaciteit onder de 15% hield.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden en voegde hieraan toe dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) onvoldoende rekening hield met zijn longklachten, die al vóór augustus 2004 bestonden. Hij verwees naar informatie van zijn behandelende longarts en meldde zich begin 2005 aan bij een polikliniek voor pijnbestrijding. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen doorslaggevende betekenis hadden en dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat de FML voldoende rekening hield met alle klachten van appellant en dat de vastgestelde beperkingen correct waren.
Wat betreft de arbeidskundige grondslag was de Raad van mening dat appellant, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, de voorgehouden functies kon vervullen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat de kosten voor de rechtsbijstand niet vergoed zouden worden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 maart 2008.