ECLI:NL:CRVB:2008:BC7563
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- A.T. de Kwaasteniet
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de arbeidsongeschiktheidsschatting door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin de medische grondslag van het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voldoende werd geacht, maar het besluit om arbeidskundige redenen werd vernietigd. Appellante had een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd, die door het Uwv was toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 15 tot 25%. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellante correct hadden vastgesteld, maar dat er een herbeoordeling van de arbeidskundige grondslag nodig was.
In hoger beroep voerde de gemachtigde van appellante aan dat er meer beperkingen waren dan het Uwv had aangenomen, met name op psychiatrisch gebied. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv de beperkingen van appellante juist hadden vastgesteld. De Raad benadrukte dat de beoordeling enkel betrekking had op de situatie op 7 maart 2004 en dat eventuele verslechteringen van de gezondheidstoestand na deze datum niet in de beoordeling konden worden meegenomen.
De Raad besloot de aangevallen uitspraak te bevestigen en oordeelde dat er geen aanleiding was om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.W. Schuttel als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en J.P.M. Zeijen als leden, en werd openbaar uitgesproken op 21 maart 2008.