ECLI:NL:CRVB:2008:BC6887

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1873 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering naar arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2006, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv werd behandeld. Het Uwv had op 17 december 2004 de WAO-uitkering van appellante, die aanvankelijk was vastgesteld op 80% of meer, herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, met ingang van 18 februari 2005. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 13 mei 2005. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat het Uwv niet had voldaan aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid met betrekking tot de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. Appellante stelde dat het Uwv de ernst van haar lichamelijke klachten had onderschat en dat de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling onterecht was uitgevoerd met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank de grieven van appellante afdoende had besproken en gemotiveerd.

Uitspraak

06/1873 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 februari 2006, 05/2501 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 14 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.D. Kramer, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008.
Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 17 december 2004 heeft het Uwv de aan appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekende uitkering, die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, met ingang van 18 februari 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%.
Bij besluit van 13 mei 2005 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 17 december 2004 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak geen aanleiding gezien de door de verzekeringsarts vastgestelde en door de bezwaarverzekeringsarts onderschreven beperkingen van appellante voor onjuist te houden. Met betrekking tot de aan de schatting ten grondslag gelegde functies was de rechtbank evenwel van oordeel dat het Uwv niet heeft voldaan aan de door de Raad geformuleerde eisen omtrent inzichtelijkheid, verifieerbaar en toetsbaarheid. Omdat daaraan eerst in beroep is voldaan, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens heeft de rechtbank appellantes verzoek om schadevergoeding afgewezen en het Uwv veroordeeld het griffierecht en de proceskosten aan appellante te vergoeden.
In hoger beroep heeft appellante zich op het standpunt gesteld dat het Uwv de ernst van haar lichamelijke klachten heeft onderschat.
Tevens heeft appellante aangevoerd dat het Uwv de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling ten onrechte heeft uitgevoerd met behulp van het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). Zij acht dit systeem ook na de door het Uwv aangebrachte aanpassingen per 1 juli 2005 nog steeds onvoldoende inzichtelijk, verifieerbaar en toetsbaar. In dit kader verwijst appellante naar een uitspraak van de rechtbank Almelo van 13 januari 2006 (LJN: AU9709).
Hetgeen appellante omtrent de ernst van haar klachten in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt in essentie een herhaling van hetgeen zij in beroep heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank deze niet nader onderbouwde grieven van medische aard afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom zij niet kunnen slagen.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
Het beroep van appellante op de uitspraak van de rechtbank Almelo van 13 januari 2006 slaagt niet, zulks gelet op de met betrekking tot die materie nadien door de Raad gedane zogeheten CBBS-2 uitspraken van 12 oktober 2006 (onder andere weergegeven in LJN: AY9971), waarnaar de Raad zich hier verwijzing veroorlooft.
Het hoger beroep treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL