“Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat nu eiser in de bezwaarprocedure geen bezwaren heeft gemaakt tegen de hoogte van zijn dagloon, dit onderdeel van het besluit thans niet meer in beroep aan de orde kan worden gesteld. Niet is gebleken dat eiser niet kan worden verweten op dit punt geen bezwaar te hebben gemaakt in de bezwaarprocedure. Dit besluitonderdeel kan derhalve niet bij de beoordeling van het bestreden besluit worden betrokken.
De rechtbank stelt vast dat thans niet meer tussen partijen in geschil is dat het jaar 1999 dient te worden meegenomen bij de berekening van het arbeidsverleden van eiser. Gelet op de van toepassing zijnde wetsartikelen, deelt de rechtbank dit oordeel van partijen. Het beroep, voorzover daartegen gericht, dient derhalve gegrond te worden verklaard.
De rechtbank zal bezien of er in dit geval aanleiding bestaat gebruik te maken van haar in artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gegeven bevoegdheid om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
Met betrekking tot de vraag of verweerder het feitelijk arbeidsverleden van eiser ten aanzien van het jaar 2002 correct heeft vastgesteld, overweegt de rechtbank het volgende.
Uit artikel 9, zesde lid, onder b, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering volgt dat het aantal dagen waarover de werknemer gemiddeld per werkweek loon heeft genoten, geacht wordt niet meer dan 5 te bedragen. Het argument van eiser dat hij een aantal weken in 2002 zes dagen per week heeft gewerkt, kan derhalve niet leiden tot een ander oordeel omtrent het aantal loondagen in 2002.
Uit artikel 1, eerste lid, onder a, van het Besluit gelijkstelling loondagen Werkloosheidswet lijkt te volgen dat dagen, waarover de werknemer van zijn werkgever geen loon doch vakantiegeld heeft ontvangen, gelijkgesteld dienen te worden met dagen waarover loon is ontvangen. Echter, dit artikellid is opgenomen in verband met situaties, waarin nog sprake zou kunnen zijn van deelname aan het arbeidsproces, maar waarin geen loon (meer) wordt ontvangen. Hierbij wordt met name gedacht aan vakantiedagen, die worden opgenomen nadat de dienstbetrekking is geëindigd, terwijl het loon over die dagen op een eerder tijdstip is uitbetaald. De andere gevallen betreffen dagen waarover vakantiebonnen worden verzilverd en dagen waarover geen loon wordt ontvangen wegens onbetaald verlof of wegens staking. Nu het de rechtbank niet is gebleken dat in dit geval sprake is van vakantiedagen, die zijn opgenomen nadat de dienstbetrekking is geëindigd, terwijl het loon over die dagen op een eerder tijdstip is uitbetaald, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat de twee vakantiedagen in geding niet kunnen worden aangemerkt als loondagen in het jaar 2002.
Gelet op het voorgaande heeft eiser in 1999 voldoende loondagen opgebouwd om dat jaar te kunnen laten meetellen voor zijn arbeidsverleden. Dit geldt echter niet voor het jaar 2002 dat 50 loondagen telt in plaats van de vereiste 52 loondagen. Hierdoor komt eiser uit op een arbeidsverleden van 24 jaar. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de WW is de duur van de bijbehorende loongerelateerde uitkering twee jaar.”