ECLI:NL:CRVB:2008:BC6256

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-3081 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake de WAZ-uitkering en fiscale keuze van betrokkene

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van betrokkene tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de rechtbank de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bevestigd. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv om zijn WAZ-uitkering te verlagen op basis van een gewijzigde fiscale keuze. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in redelijkheid kon besluiten om de fiscale keuze van betrokkene niet te volgen, omdat er geen wijziging was in de feitelijke situatie ten opzichte van voorgaande jaren. Betrokkene had in zijn bezwaar en beroep aangevoerd dat de fiscus een bepaalde winstverdeling tussen hem en zijn echtgenote had geaccepteerd, en dat het Uwv deze keuze moest volgen. Echter, het Uwv stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden.

Tijdens de zitting op 1 februari 2008 zijn appellanten niet verschenen, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was. De Raad heeft de argumenten van betrokkene in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze slechts een herhaling waren van eerdere gronden en geen nieuwe gezichtspunten boden. De Raad heeft zich volledig kunnen verenigen met het oordeel van de rechtbank en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 maart 2008.

Uitspraak

06/3081 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Betrokkene] (hierna: betrokkene), laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 2 mei 2006, 05/1230 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het Uwv).
Datum uitspraak: 7 maart 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens betrokkene heeft mr. M.A. Misker, werkzaam bij D.A.S Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij faxbericht van 23 januari 2008 heeft de gemachtigde aan de Raad laten weten dat betrokkene op 6 mei 2007 is overleden. Appellanten hebben te kennen hebben de procedure te willen voortzetten.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2008. Appellanten zijn niet verschenen, terwijl het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 20 april 2005 heeft het Uwv aan betrokkene meegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), die is berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2003 wordt uitbetaald alsof hij 45 tot 55% arbeidsongeschikt is.
Zowel in het namens betrokkene gemaakte bezwaar, dat bij beslissing op bezwaar d.d. 29 juni 2005 ongegrond is verklaard, als in beroep is door betrokkenes gemachtigde naar voren gebracht dat de fiscus voor het jaar 2003 een bepaalde winstverdeling tussen betrokkene en zijn echtgenote heeft geaccepteerd en dat het Uwv die fiscale keuze van betrokkene dient te volgen.
Het Uwv heeft bij verweerschrift in beroep het standpunt ingenomen dat er in dit geval aanleiding is om de fiscale keuze van betrokkene niet te volgen, aangezien de feitelijke situatie met betrekking tot de bedrijfsvoering ten opzichte van de voorgaande jaren niet is veranderd. Er heeft zich geen wijziging voorgedaan in de aard van de werkzaamheden van beide echtelieden dan wel in het aandeel van ieder van hen in deze werkzaamheden, welke de gewijzigde fiscale keuze rechtvaardigt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv er in redelijkheid van uit is kunnen gaan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen op de door betrokkene bepleite toepassing van de volgens vaste jurisprudentie geldende hoofdregel dat, bij beantwoording van de vraag in hoeverre een zelfstandige in zijn bedrijf arbeid heeft verricht en daaruit inkomsten heeft verworven, in beginsel doorslaggevende betekenis toekomt aan de in het kader van de fiscale wetgeving door de verzekerde gemaakte - en door de fiscus gehonoreerde - keuze. Het beroep is ongegrond verklaard.
Hetgeen betrokkenes gemachtigde in hoger beroep heeft aangevoerd bestaat slechts in een herhaling van de beroepsgronden, bevat in vergelijking met de stellingname in eerste aanleg geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad kan zich met dat oordeel, zomede met de overwegingen waar dat oordeel op is gebaseerd, ten volle verenigen. Hieruit volgt dat, met overneming van de overwegingen van de rechtbank, de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.W.A. Schimmel.
HS