ECLI:NL:CRVB:2008:BC6255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J. Riphagen
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering WAZ-uitkering en vaststelling maatmaninkomen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant, die eerder in loondienst werkte en later als zelfstandige, ontving een WAZ-uitkering. Het Uwv schorste deze uitkering op basis van het inkomen dat appellant verdiende bij een nieuwe werkgever. Appellant betwistte de hoogte van het maatmaninkomen dat door het Uwv was vastgesteld en stelde dat dit onjuist was berekend. De rechtbank oordeelde dat het Uwv geen financiële gegevens had opgevraagd die niet nodig waren voor de vaststelling van de AAW-uitkering en dat appellant deze gegevens zelf niet had verstrekt. De rechtbank vond de arbeidskundige benadering van het Uwv aanvaardbaar en verwierp de stelling van appellant dat zijn inkomen veel hoger was dan door het Uwv aangenomen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het maatmaninkomen onjuist was vastgesteld en voegde een brief van zijn accountant toe als bewijs. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de bepalingen van de WAZ het Uwv verplichten tot terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen. De Raad concludeerde dat appellant onvoldoende onderbouwde gegevens had gepresenteerd om zijn stelling te onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er waren geen termen aanwezig om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.