ECLI:NL:CRVB:2008:BC5922
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering na vernietiging eerdere beslissing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de herziening van zijn WAO-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 4 maart 2008 uitspraak gedaan. De rechtbank had eerder het beroep van appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, omdat de arbeidsdeskundige geen overleg had gepleegd met de verzekeringsarts. Dit leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit niet met de nodige zorgvuldigheid tot stand was gekomen. De rechtbank had het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de medische en arbeidskundige grondslagen opnieuw beoordeeld moesten worden.
Appellant was het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en stelde dat de medische grondslag van het bestreden besluit onjuist was. Hij voerde aan dat zijn gezondheidstoestand niet was veranderd en dat de aangenomen belastbaarheid niet overeenkwam met eerdere beoordelingen. Daarnaast betwistte hij de consistentie van de rechtbank in haar oordeel over de arbeidskundige grondslag van het besluit.
De Raad overwoog dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit terecht had betrokken in haar oordeelsvorming. De Raad bevestigde dat de rechtbank de juiste procedure had gevolgd en dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om het nadere besluit van het Uwv te weerleggen. De Raad concludeerde dat het nadere besluit, dat was genomen na overleg tussen de bezwaararbeidsdeskundige en de bezwaarverzekeringsarts, op de juiste wijze was onderbouwd.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het nieuwe besluit ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.