ECLI:NL:CRVB:2008:BC5893

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-873 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hoogte van de aanvullende beurs en de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep) dat hem geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage was toegekend per 1 oktober 2005. Hij stelde dat het onredelijk was dat hij zelf het lesgeld voor het schooljaar 2005-2006 moest betalen, omdat zijn ouders, gezien hun inkomen, geen recht hadden op een tegemoetkoming op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (Wtos) en hij zelf geen recht had op een tegemoetkoming op basis van de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF 2000). De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld en het onderzoek ter zitting vond plaats op 18 januari 2008. Appellant was vertegenwoordigd door zijn vader, terwijl de IB-Groep werd vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.

De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het bezwaarschrift van appellant, voor zover gericht tegen het besluit van 10 juni 2005, niet-ontvankelijk was. De Raad zag geen aanleiding om het beleid van de IB-Groep te beoordelen, omdat appellant niet onder dat beleid viel. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de IB-Groep appellant terecht geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage had toegekend, omdat zijn ouders in beginsel aanspraak konden maken op een tegemoetkoming op basis van de Wtos. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot toepassing van de hardheidsclausule.

De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter J. Janssen en de leden G.J.H. Doornewaard en J.P.M. Zeijen betrokken waren. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2008, in aanwezigheid van griffier M.C.T.M. Sonderegger.

Uitspraak

07/873 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant]
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 januari 2007, 06/105 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 29 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2008. Appellant was vertegenwoordigd door zijn vader, [vader] De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.
II. OVERWEGINGEN
Appellant, geboren op 24 juli 1987, heeft op 30 maart 2005 studiefinanciering aangevraagd voor zijn vakopleiding aan het Grafisch Lyceum te Rotterdam vanaf het moment dat hij er recht op heeft. Hierop is aan hem bij besluit van 15 april 2005 per
1 oktober 2005 studiefinanciering toegekend in de vorm van een prestatiebeurs. Vervolgens is bij besluit van 10 juni 2005 de hoogte van de aanvullende beurs vastgesteld. Bij besluit van 7 oktober 2005 is de maandtoelage voor 2006 vastgesteld.
Appellant heeft bij schrijven van 11 november 2005 bezwaar gemaakt tegen het feit dat hem geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage is toegekend per 1 oktober 2005. Hij acht het onredelijk dat hij zelf volledig het lesgeld voor het schooljaar 2005-2006 moet betalen, aangezien zijn ouders in verband met hun inkomen geen recht hebben op een tegemoetkoming ingevolge hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (hierna: Wtos) en hij zelf geen recht op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage ingevolge de Wet Studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000) heeft, omdat zijn ouders een beroep kunnen doen op de Wtos. Dit wringt des te meer, nu het lesgeld voor 16- en 17- jarigen vanaf het schooljaar 2005-2006 is afgeschaft.
Bij besluit van 9 januari 2006 (hierna: bestreden besluit) heeft de IB-Groep het bezwaar gericht geacht tegen de bovengenoemde besluiten van 10 juni 2005 en
7 oktober 2005 en het bezwaar voor zover gericht tegen het besluit van 10 juni 2005
niet-ontvankelijk verklaard en voor zover gericht tegen het besluit van 7 oktober 2005 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat de IB-Groep appellant terecht geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage op grond van de WSF 2000 heeft toegekend omdat zijn ouders in beginsel, gelet op artikel 3.2, vierde lid, van de Wtos, aanspraak hadden kunnen maken op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk III van de Wtos. Voorts is de rechtbank van oordeel dat appellant, nu hij zich niet pas na
30 september 2005 heeft ingeschreven, niet onder het door de IB-Groep gevormde beleid valt en hem derhalve geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage op grond van de WSF 2000 kan worden toegekend onder toepassing van de hardheidsclausule. Ook de grief van onredelijk hard getroffen worden door afschaffing van het lesgeld voor 16- en 17- jarigen slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet, nu niet is gebleken van zeer bijzondere omstandigheden waardoor zou moeten worden afgeweken van het gevormde beleid.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het beleid van de IB-Groep, waarbij een uitzondering wordt gemaakt voor diegenen die tussen 1 juli en 2 augustus 18 jaar zijn geworden en die zich pas na 30 september hebben ingeschreven, vol zit met onredelijke en tegenstrijdige voorwaarden waaraan hij onmogelijk kan voldoen.
De Raad onderschrijft allereerst het oordeel van de rechtbank dat het bezwaarschrift, voor zover het is gericht tegen het besluit van 10 juni 2005 niet-ontvankelijk is.
Voorts is de Raad van oordeel dat, gelet op de tekst van artikel 3.2 vierde lid, van de Wtos in samenhang met de tekst van het eerste lid van artikel 8.2 van de WSF 2000, de wetgever ervoor heeft gekozen dat deelnemers die tussen 1 juli en 2 augustus 18 jaar worden zowel in het lopende schooljaar als in het komende schooljaar geen recht hebben op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage op grond van de WSF 2000, maar dat de ouders van deze deelnemers wel aanspraak kunnen (blijven) maken op een tegemoetkoming ingevolge hoofdstuk III van de Wtos. Naar het oordeel van de Raad zijn deze artikelen evenzeer van toepassing indien, zoals in het geval van appellant, de ouders gelet op hun inkomen geen recht hebben op deze toelage.
Wat betreft de afschaffing van het lesgeld voor 16- en 17- jarigen is de Raad met de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid niet dermate bijzonder is te noemen dat de IB-Groep daarin aanleiding had moeten of behoren te vinden tot toepassing van de hardheidsclausule.
Ten slotte ziet de Raad geen aanleiding een oordeel te geven over het door de IB-Groep ter zake gehanteerde beleid, reeds omdat appellant niet onder dat beleid valt.
De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en
J.P.M. Zeijen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2008.
(get.) J. Janssen.
(get.) M.C.T.M. Sonderegger.
JL