ECLI:NL:CRVB:2008:BC5817
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- A.T. de Kwaasteniet
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante na borstkanker
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin zij haar bezwaar tegen de afwijzing van haar WAO-uitkering aanvecht. Appellante meldde zich op 2 juni 2003 arbeidsongeschikt na een ziekteverlof vanwege borstkanker. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv op 12 augustus 2004, werd vastgesteld dat appellante geschikt was voor fysiek niet te zwaar werk, met een urenbeperking van maximaal vier uur per dag. Het Uwv weigerde echter haar WAO-uitkering op basis van een berekende arbeidsongeschiktheid van 7%.
In de bezwaarprocedure werd door de bezwaarverzekeringsarts geconcludeerd dat er onvoldoende medische informatie was om aan te nemen dat appellante niet in staat was om vier uur per dag te werken. Het Uwv handhaafde zijn besluit, maar in de beroepsprocedure oordeelde de rechtbank dat het Uwv in strijd met de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld, omdat de motivering van de urenbeperking onvoldoende was. De rechtbank vernietigde het besluit van het Uwv en oordeelde dat appellante recht had op vergoeding van griffierecht en proceskosten.
In hoger beroep verzocht appellante om vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en om een volledige WAO-uitkering. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende had gemotiveerd waarom de belastbaarheid van appellante op 11 oktober 2004 moest worden aangenomen, maar dat de motivering van de urenbeperking niet overtuigend was. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten, verklaarde het beroep tegen de besluiten van het Uwv gegrond en droeg het Uwv op om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.