ECLI:NL:CRVB:2008:BC5666
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische beperkingen en bijzondere belasting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 december 2005, waarin het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had geweigerd om aan appellante per 23 februari 2005 een uitkering op basis van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 februari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellante, vertegenwoordigd door mr. L. de Groot van Arag Rechtsbijstand, heeft in hoger beroep gesteld dat de door het Uwv geselecteerde functies een bijzondere belasting met zich meebrengen, die de belasting in het dagelijks leven overstijgt. De Raad heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de medische beperkingen van appellante correct hebben vastgesteld en dat appellante, ondanks haar beperkingen, geschikt was voor de geselecteerde functies.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en verwees naar eerdere uitspraken waarin het begrip 'bijzondere belasting' werd besproken. De Raad concludeerde dat de belastbaarheid van appellante niet werd overschreden door de functies die het Uwv had geselecteerd. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen, en de Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden vergoed.