ECLI:NL:CRVB:2008:BC5598
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en arbeidskundige onderbouwing in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 maart 2006, waarin de herziening van zijn WAO-uitkering aan de orde is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 februari 2008 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H. Koelewijn, heeft betoogd dat de herziening van zijn uitkering onterecht was, omdat hij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is aangenomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant had herzien van 25-35% naar 35-45% per 11 juli 2005. Dit oordeel was gebaseerd op de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen, die de medische situatie van appellant hadden beoordeeld.
De Raad heeft in zijn overwegingen de medische en arbeidskundige aspecten van de zaak grondig onderzocht. De bezwaarverzekeringsarts K.T. Tan had informatie van verschillende zorgverleners meegewogen en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op relevante punten aangescherpt. De Raad concludeert dat de medische grondslag van het bestreden besluit goed onderbouwd is en dat er geen reden is om de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen te betwijfelen. Appellant had aangevoerd dat zijn vermoeidheidsklachten en de verhoogde bloedsuikerwaarde aanleiding hadden moeten geven voor een urenbeperking, maar de Raad vond onvoldoende aanknopingspunten om deze stelling te volgen.
Wat betreft de arbeidskundige beoordeling heeft de bezwaararbeidsdeskundige B. Evegaars voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn voor appellant. De Raad oordeelt dat de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige voldoende rekening houdt met de beperkingen van appellant. De Raad vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen ervan in stand, omdat het Uwv in hoger beroep een deugdelijke onderbouwing heeft gegeven. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.288,-- bedragen, en moet het Uwv het griffierecht van € 142,-- vergoeden.