ECLI:NL:CRVB:2008:BC5561
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- R.C. Stam
- A.T. de Kwaasteniet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 26 januari 2006. De zaak betreft de aanvraag van betrokkene om een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank had eerder het besluit van appellant vernietigd, waarin was gesteld dat betrokkene ten tijde van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was onder de WAO. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 februari 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat de deskundige, die door de rechtbank was ingeschakeld, ten onrechte had geconcludeerd dat betrokkene arbeidsongeschikt was. Appellant stelde dat de psychische klachten van betrokkene pas na 14 februari 2002 waren ontstaan en dat de deskundige niet had onderkend dat betrokkene eerder al lichamelijke klachten had die zijn functioneren beïnvloedden. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift betoogd dat zijn arbeidsongeschiktheid niet voortkwam uit psychische klachten, maar uit lichamelijke klachten.
De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene al voor 10 januari 2002 psychische klachten had, die zijn arbeidsongeschiktheid hebben beïnvloed. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, met de aantekening dat appellant een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. De Raad heeft ook opgemerkt dat de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag arbitrair kan zijn, maar dat het aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid al vóór 10 januari 2002 is ingetreden. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend.