ECLI:NL:CRVB:2008:BC5351

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5336 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ingangsdatum van de hoge eigen bijdrage in de AWBZ

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 augustus 2006, waarin het beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (IZA) ongegrond werd verklaard. Appellant, geboren in 1925, is sinds 22 december 2004 opgenomen in verpleeginstelling Waerthove te Sliedrecht. Het Zorgkantoor Waardenland had op 4 juli 2005 de hoge eigen bijdrage van appellant vastgesteld op € 1.444,84, met ingang van 2 mei 2005. IZA heeft op 5 december 2005 het bezwaar van appellant tegen dit besluit gegrond verklaard, maar alleen voor wat betreft de ingangsdatum van de hoge eigen bijdrage, die werd vastgesteld op 31 juli 2005.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de rechtbank is uitgegaan van een onjuist peiljaar en een onjuist verzamelinkomen. Tijdens de zitting heeft appellant ook een beroep gedaan op artikel 1 van de Grondwet en artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en vastgesteld dat appellant voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen is uitgegaan van het peiljaar 2002, terwijl 2003 het juiste peiljaar is. De Raad heeft de grief van appellant dat IZA is uitgegaan van een onjuist verzamelinkomen verworpen, omdat deze niet onderbouwd was.

Daarnaast heeft appellant ter zitting een beroep gedaan op discriminatie op grond van handicap en ziekte, maar deze grief werd door de Raad niet in behandeling genomen, omdat deze in strijd met de goede procesorde pas ter zitting naar voren was gebracht. De Raad heeft geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, op 27 februari 2008.

Uitspraak

06/5336 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 25 augustus 2006, 06/19 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het dagelijks bestuur van het Instituut Zorgverzekering Ambtenaren Nederland (hierna: IZA)
Datum uitspraak: 27 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft P.J. Reeser, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
IZA heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2008. Voor appellant is verschenen Reeser. IZA heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. van de Pol, werkzaam bij IZA.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren [in] 1925, is sinds 22 december 2004 opgenomen in verpleeginstelling Waerthove te Sliedrecht, een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ).
1.2. Bij besluit van 4 juli 2005 heeft het Zorgkantoor Waardenland ingevolge het Bijdragebesluit zorg (hierna: Besluit) de hoge eigen bijdrage van appellant met ingang van 2 mei 2005 vastgesteld op € 1.444,84.
1.3. Bij besluit van 5 december 2005 heeft IZA het bezwaar van appellant tegen het besluit van 4 juli 2005 gegrond verklaard voorzover het gericht is tegen de ingangsdatum van de hoge eigen bijdrage. Bepaald is dat appellant met ingang van 31 juli 2005 de hoge eigen bijdrage is verschuldigd. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 december 2005 ongegrond verklaard.
2.2. Namens appellant is hoger beroep ingesteld. Aangevoerd is dat de rechtbank is uitgegaan van een onjuist peiljaar en een onjuist verzamelinkomen. Ter zitting is namens appellant tevens een beroep gedaan op artikel 1 van de Grondwet en artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
3.1. De Raad gaat bij zijn beoordeling uit van de algemeen verbindende voorschriften zoals die ten tijde in geding luidden. Voor een weergave daarvan verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
3.2. Daarvan uitgaande onderschrijft de Raad de aangevallen uitspraak en de daaraan door de rechtbank ten grondslag gelegde overwegingen, waarnaar de Raad verwijst.
3.3. Hetgeen namens appellant in hoger beroep naar voren is gebracht, brengt de Raad niet tot een ander oordeel.
3.4. De Raad stelt hiertoe vast dat appellant voor de berekening van het bijdrageplichtig inkomen is uitgegaan van het peiljaar 2002. Ter zitting heeft de gemachtigde van appellant erkend dat moet worden uitgegaan van het jaar 2003, nu 2003 het tweede kalenderjaar is voorafgaand aan het jaar waarin appellant zijn aanspraak op zorg tot gelding heeft gebracht. Voor het hanteren van een ander peiljaar biedt de regelgeving geen grondslag.
3.5. Aan de grief van appellant dat IZA is uitgegaan van een onjuist verzamelinkomen gaat de Raad voorbij, nu deze grief in het geheel niet is onderbouwd. Er zijn de Raad voor het overige geen feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat IZA is uitgegaan van een onjuist verzamelinkomen.
3.6. Ten slotte is ter zitting van de Raad namens appellant gesteld dat in het onderhavige geval sprake is van discriminatie op grond van handicap en ziekte. De Raad gaat ook aan deze grief voorbij aangezien deze in strijd met de goede procesorde eerst ter zitting van de Raad naar voren is gebracht, de gemachtigde van IZA zich daarop niet heeft kunnen voorbereiden en voorts niet gebleken is dat die grief niet eerder had kunnen worden aangevoerd.
3.7. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2008.
(get) R.M. van Male
(get) S.R. Bagga
RG