ECLI:NL:CRVB:2008:BC5190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Korting op AOW-pensioen wegens niet-verzekerd zijn tijdens verblijf in het buitenland
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 14 februari 2008, gaat het om de korting van 96% op het AOW-pensioen van betrokkene, die in het buitenland verbleef. Betrokkene, geboren in 1938, had in augustus 2003 een AOW-pensioen aangevraagd bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb kende hem op 15 maart 2004 een pensioen toe van slechts 4% van het volledige AOW-pensioen, omdat betrokkene gedurende verschillende periodes niet verzekerd was geweest voor de AOW. Dit betrof de jaren van 1 januari 1957 tot en met 3 september 1967, van 15 februari 1969 tot en met 26 december 1971, en van 12 februari 1972 tot en met 14 april 2003.
Na bezwaar van betrokkene werd op 12 juli 2004 zijn bezwaar gegrond verklaard, en werd het pensioen verhoogd naar 10% van het volledige AOW-pensioen, omdat hij verzekerd was geweest van 4 september 1967 tot 15 april 1972. In hoger beroep heeft de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat betrokkene niet in Nederland had gewoond of gewerkt na 1972 en derhalve geen recht had op een uitkering of pensioen. De Raad oordeelde dat de argumenten van betrokkene in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Svb zich op het juiste standpunt had gesteld.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep vergeefs was ingesteld en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier A.H. Polderman-Eelderink, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.