ECLI:NL:CRVB:2008:BC5187

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1766 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 februari 2008 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De appellante had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep, dat was ingesteld door haar advocaat, mr. J.M. Linares Faudino. De Raad had eerder op 17 juli 2007 de zaak niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hoger beroep niet tijdig was ingediend. Het verzet werd behandeld op 22 januari 2008, maar partijen waren niet verschenen.

De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 26 juli 2007 verzonden, waardoor de termijn eindigde op 6 september 2007. Het verzetschrift was echter pas op 11 oktober 2007 ontvangen, wat betekent dat de termijn was overschreden. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die in het verzetschrift waren vermeld, namelijk het verblijf van de gemachtigde in Spanje vanwege de gezondheidstoestand van zijn vader, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

De Raad concludeerde dat het verzet niet-ontvankelijk moest worden verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van processtukken en de verantwoordelijkheid van de gemachtigde om de belangen van zijn cliënt adequaat te behartigen, ook in situaties van persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

07/1766 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 13 maart 2007, 06/3415 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s-Gravenhage (hierna: College)
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 17 juli 2007 heeft de Raad het door mr. J.M. Linares Faudino, advocaat te ’s-Gravenhage namens appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. Linares Fandino tegen voornoemde uitspraak verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 januari 2008, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Ingevolge de, op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Awb geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de uitspraak door middel van toezending aan de belanghebbende is bekendgemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het verzet van appellant overweegt de Raad het volgende.
De uitspraak van de Raad is op 26 juli 2007 verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een verzetschrift in dit geval aanving op 27 juli 2007 en eindigde op 6 september 2007. Het verzetschrift is op 11 oktober 2007 ter griffie van de Raad ontvangen. Vaststaat dan ook dat voormelde termijn is overschreden.
De in het verzetschrift gemelde omstandigheid dat de gemachtigde van appellante van begin augustus 2007 tot begin oktober 2007 in Spanje verbleef in verband met de toestand waarin diens vader verkeerde na een hartinfarct, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Van een professionele rechtshulpverlener mag immers worden verwacht dat hij de belangen van zijn cli?nten adequaat behartigt door - ter sauvering van de termijn - zelf een voorlopig verzetschrift in te dienen of bij diens afwezigheid een ander persoon te vragen dit voor hem te doen. Dat de gemachtigde van appellante daartoe niet in staat is geweest en in een overmachtsituatie verkeerde is voor de Raad niet aannemelijk gemaakt.
De Raad wijst er verder op dat volgens vaste rechtspraak fouten of nalatigheden van een gemachtigde worden toegerekend aan degene die de gemachtigde heeft gevraagd zijn of haar belangen te behartigen. Er zijn dus geen redenen om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) W. Altenaar.
AR