ECLI:NL:CRVB:2008:BC5080

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/2483 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond wegens termijnoverschrijding griffierecht in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2008 uitspraak gedaan in het kader van een verzet tegen een eerdere beslissing. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, maar dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellante heeft verzet aangetekend tegen deze beslissing, maar op de zitting van 11 december 2007 zijn partijen niet verschenen.

De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de appellante niet tijdig het griffierecht heeft voldaan en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat zij niet in verzuim is geweest. De appellante heeft pas in het verzet een beroep gedaan op betalingsonmacht, maar dit gebeurde niet binnen de termijn waarin het griffierecht moest worden voldaan. Ook heeft zij geen verzoek om uitstel van betaling ingediend binnen de gestelde termijn.

De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn gevonden in het verzetschrift die kunnen leiden tot de conclusie dat de appellante het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Bovendien is er geen bewijs dat de appellante tijdig gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bijzondere bijstand aan te vragen voor de kosten van het griffierecht. Gelet op deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/2483 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 maart 2007, 07/136 en 07/545, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wymbritseradiel
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 25 september 2007 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen voornoemde uitspraak heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld op 11 december 2007, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 25 september 2007 berust kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 106,-- niet binnen de bij de laatstelijk aangetekend verzonden brief van 7 juni 2007 gestelde termijn van vier weken is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In geding is de vraag of het hoger beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan in zijn genoemde uitspraak gegeven.
In aansluiting op hetgeen in die uitspraak is overwogen, heeft de Raad in het verzetschrift geen aanknopingspunten gevonden die kunnen leiden tot de conclusie dat appellante het verzuim niet kan worden tegengeworpen. Daarbij merkt de Raad op dat appellante eerst in verzet - en dus niet binnen de termijn waarin het griffierecht moest worden voldaan - een beroep op onvermogen heeft gedaan en dat zij evenmin binnen de gestelde termijn om uitstel van betaling heeft verzocht. Tot slot is de Raad niet gebleken dat appellante in verband met de door haar gestelde betalingsonmacht (tijdig) van de mogelijkheid tot het aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van het griffierecht voor het onderhavige hoger beroep gebruik heeft gemaakt.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman. De beslissing is, in tegenwoordigheid van L. Jörg als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2008.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) L. Jörg.
TG