ECLI:NL:CRVB:2008:BC4999

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-4451 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag voor Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, die zijn eerdere aanvraag voor een Wajong-uitkering had afgewezen. Appellant, geboren op 24 januari 1970, had op 16-jarige leeftijd een ernstig bromfietsongeval gehad, wat leidde tot een schedelbreuk en langdurige coma. In april 2001 verzocht hij om een Wajong-uitkering, stellende dat hij sinds 5 augustus 1986 arbeidsongeschikt was door hersenletsel. De arts A.F. van Diermen concludeerde echter dat appellant tot 1 april 1999 niet arbeidsongeschikt was en pas vanaf die datum beperkt belastbaar was door psychische klachten.

Appellant herhaalde zijn aanvraag in juni 2004, maar het Uwv wees deze af, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv in redelijkheid tot afwijzing van de aanvraag had kunnen komen.

De uitspraak benadrukt dat het niet gaat om de vraag of er een relatie bestaat tussen de cognitieve problemen van appellant en het ongeval, maar of hij voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor de Wajong. De Raad concludeerde dat appellant niet aan de voorwaarden voldeed, aangezien hij niet direct na zijn 17e verjaardag arbeidsongeschikt was geworden en niet aan de vereisten van de Wajong voldeed. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.J. van der Vos als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op 15 februari 2008.

Uitspraak

05/4451 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 27 juni 2005, 05/375 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 februari 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Na behandeling van het geding ter zitting van 19 oktober 2007 heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen voor nader onderzoek.
Het onderzoek ter zitting heeft opnieuw plaatsgevonden op 4 januari 2008, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. de Bie, advocaat te Kerkdriel. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door G.M.M. Diebels.
II. OVERWEGINGEN
Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten.
Appellant, geboren op 24 januari 1970, heeft op 16-jarige leeftijd een bromfietsongeval gehad. Als gevolg daarvan heeft hij een schedelbreuk opgelopen en twee weken in coma gelegen. In april 2001 heeft hij verzocht in aanmerking te komen voor een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Daarbij heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij wegens hersenletsel als gevolg van het voormelde ongeval sinds 5 augustus 1986 arbeidsongeschikt is.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de arts A.F. van Diermen, die de beschikking had over informatie uit de behandelende sector, op 3 mei 2001 en 11 juli 2001 rapporten uitgebracht. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant na zijn ongeval voorspoedig is hersteld en dat hij tot 1 april 1999 niet arbeidsongeschikt is geweest. Voorts heeft hij vastgesteld dat appellant vanaf die datum als gevolg van zijn psychische klachten beperkt belastbaar is.
Bij besluit van 16 juli 2001 is overwogen dat om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wajong er sprake moet zijn van jonggehandicapte in de zin van deze wet. Jonggehandicapten in de zin van deze wet zijn:
- ingezetenen die op de dag dat zij 17 jaar oud worden, arbeidsongeschikt zijn;
- ingezetenen die na de dag dat zij 17 jaar oud werden arbeidsongeschikt worden, maar wel in het jaar voorafgaande aan hun arbeidsongeschiktheid gedurende tenminste zes maanden studerende in de zin van de wet waren.
Aangezien appellant niet aan deze voorwaarden voldeed – en evenmin aan de in artikel 6 van de wet opgenomen voorwaarde direct na de eerstbedoelde dag gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt te zijn geweest, in het voormelde rapport van de
arts Van Diermen was immers als eerste arbeidsongeschiktheidsdag vastgesteld
1 april 1999 en op die datum was appellant al 29 jaar – heeft het Uwv bij dit besluit het verzoek afgewezen. Na bezwaar heeft het Uwv, in overeenstemming met het rapport d.d. 21 december 2001 van de bezwaarverzekeringsarts J.P.M. Joosten, bij besluit van
25 februari 2002 deze afwijzing gehandhaafd.
Op 20 september 2002 heeft appellant, onder overlegging van nadere medische informatie, een nieuw verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering. Bij besluit van 10 oktober 2002 heeft het Uwv dit verzoek met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgewezen. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft het Uwv, in overeenstemming met een rapport d.d. 15 april 2003 van de bezwaarverzekeringsarts S. Gommers, bij besluit van
24 april 2003 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de door appellant ingebrachte medische gegevens geen nieuw licht op de zaak werpen en er derhalve geen aanleiding is om terug te komen van de eerdere afwijzing.
Bij schrijven van 1 juni 2004 heeft appellant zijn verzoek om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering herhaald, waarbij hij wederom heeft gesteld dat hij reeds voor zijn achttiende als gevolg van bij het voormelde ongeval opgelopen hersenletsel arbeidsongeschikt is geworden. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij een tweetal rapporten van Argonaut d. dis. 17 november 2003 en 8 december 2003 overgelegd. Na een rapport d.d. 8 juli 2004 van Van Diermen, is dit verzoek van appellant bij besluit van 16 augustus 2004 eveneens met toepassing van artikel 4:6 van de Awb door het Uwv afgewezen. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt, waarbij hij nog informatie heeft ingebracht van ”de Gelderse Roos”, een instituut voor geestelijke gezondheidszorg. Nadat de voornoemde bezwaarverzekeringsarts Gommers op 6 december 2004 nog een rapport had uitgebracht, heeft het Uwv dit bezwaar bij besluit 5 januari 2005 ongegrond verklaard.
Het namens appellant tegen dat besluit ingestelde beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard.
De Raad overweegt als volgt.
Zoals is bepaald in artikel 4:6 van de Awb, mag van degene die een bestuursorgaan verzoekt van een eerder genomen besluit terug te komen worden verlangd dat bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld die zulk een terugkomen kunnen rechtvaardigen.
Het Uwv is van mening dat appellant bij zijn thans in geding zijnde verzoek dergelijke feiten of omstandigheden niet naar voren heeft gebracht. Naar de mening van het Uwv bevatten de thans door appellant in dit geding ingebrachte medische gegevens geen nieuwe gegevens die de beslissing van 16 juli 2001 onmiskenbaar onjuist maken. Dit standpunt kan de Raad niet voor onjuist houden. Ook de Raad is op grond van deze gegevens niet tot de conclusie kunnen komen dat appellant vanwege hersenletsel als gevolg van het voormelde ongeval al veel eerder arbeidsongeschikt is geworden dan op
1 april 1999. Dit betekent dat het Uwv het onderhavige verzoek van appellant om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering in redelijkheid met toepassing van
art. 4:6 van de Awb heeft kunnen afwijzen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Daarbij wijst de Raad erop dat niet de vraag aan de orde is of er al dan niet een relatie bestaat tussen de later gebleken cognitieve problemen en het ongeval uit 1986, maar of appellant voldoet aan de in de artikelen 5 en 6 van de Wajong opgenomen voorwaarden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en
J. Riphagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.
MH