De Raad stelt allereerst vast dat betrokkene door ziekte of gebrek beperkingen ondervindt. Het feit dat die ziekte of dat gebrek in dit geval wordt benoemd als Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS), heeft in dit verband geen betekenis, nu partijen er niet over van mening verschillen dat er vanwege ziekte of gebrek voor appellante beperkingen moeten worden aangenomen. De vraag die partijen wel verdeeld houdt, is welke voor de Wajong relevante beperkingen er op de datum in geding uit die ziekte of dat gebrek voortvloeiden. Deskundige prof. dr. Abraham-Inpijn heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met de door het Uwv vastgestelde FML. Daarbij heeft dr. Abraham aangegeven dat er vanuit haar vakgebied, de interne geneeskunde, geen ziekte of gebrek is aangetoond. Anders dan betrokkene, is de Raad van oordeel dat de conclusies van
dr. Abraham niet in tegenspraak zijn met het gegeven dat bij appellante sprake is van CVS. Deze laatste benaming voor een scala aan verschijnselen kenmerkt zich immers door het ontbreken van een objectiveerbare lichamelijke of geestelijke oorzaak. Daarbij wijst de Raad er verder op dat dr. Abraham zich er van bewust is geweest dat appellante lichamelijke klachten heeft, waar dr. Abraham in een nadere reactie aan de rechtbank heeft aangegeven dat de klachten van appellante een verminderde belasting rechtvaardigen en dat de visie van de verzekeringsarts door dr. Abraham werd overgenomen omdat deze zeker geen schade toebracht aan betrokkene. Tevens wijst de Raad er daarbij op dat dr. Abraham vanuit de zorg voor de toestand van appellante op het moment van het onderzoek, in 2004, een neurologisch consult adviseerde.
De Raad is van oordeel dat het rapport van internist Elte op het hiervoor aangegeven punt, niet voldoet aan de eisen die daaraan, gelet op het kader waarbinnen Wajong-uitkeringen worden verstrekt, moeten worden gesteld. Zoals het Uwv met juistheid heeft gesteld, moet de arbeidsongeschiktheid ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wajong, immers het rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg zijn van ziekte of gebrek. In het onderhavige geval heeft Elte zijn – aarzelende – stelling dat hij denkt dat de arbeidsmogelijkheden van betrokkene te hoog zijn ingeschat, gebaseerd op het gegeven dat betrokkene veel meer beperkingen opgeeft dan de verzekeringsarts. Daar waar deze deskundige zich blijkens diens rapportage uitsluitend heeft gebaseerd op de beleving van betrokkene, is niet langer sprake van de vereiste objectivering in de hiervoor aangehaalde zin. De Raad kan dan ook aan de rapportage van Elte op dit onderdeel niet het gewicht toekennen dat de rechtbank daaraan heeft gegeven.
De Raad ziet evenmin aanleiding om de conclusies ten aanzien van de belastbaarheid van de door betrokkene ingeschakelde dr. Van Loon te volgen. Weliswaar heeft deze aangegeven dat hij betrokkene slechts in staat achtte om op het moment van zijn inbreng, december 2003, maximaal 20% arbeid te verrichten, maar daarbij heeft hij onvoldoende aangegeven om welke reden hij tot dat percentage – dat ziet op een situatie van ongeveer 9 jaar na de datum in geding – is gekomen, terwijl zijn conclusies aangaande de objectiveerbare feiten, door dr. Abraham gemotiveerd worden weersproken.
De Raad overweegt tenslotte dat de conclusies van het Uwv en dr. Abraham niet in tegenspraak zijn met het studie- en arbeidsverleden van betrokkene. Uit de stukken blijkt enerzijds weliswaar dat zij tijdens haar middelbare schooltijd gedurende een langere periode heeft verzuimd, maar anderzijds bleek betrokkene toch ook in staat om in een regelmatig patroon te studeren en behaalde zij achtereenvolgens haar MAVO-, HAVO- en VWO-diploma, waarbij zij VWO 5 en 6 in één jaar deed. Tevens heeft zij in het jaar 1999 bij de alarmcentrale van de ANWB te Lyon gewerkt, en is zij werkzaam geweest voor NAK te Emmeloord. Nadien is zij weer gaan studeren; ten tijde van het eerste onderzoek door het Uwv volgde zij de lerarenopleiding Frans. De Raad ziet in die gegevens dan ook geen aanleiding om te concluderen dat het Uwv de mogelijkheden van appellante heeft overschat.