ECLI:NL:CRVB:2008:BC4806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. Bolt
- H.G. Rottier
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op 80-100% arbeidsongeschiktheid. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 21 januari 2004 besloten om de uitkering te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, wat appellante niet accepteert. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die het beroep ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en de overwegingen van de rechtbank onderschreven. Tijdens de zittingen is appellante bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door J. Aarts.
De Raad heeft in zijn overwegingen gekeken naar de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit. Appellante heeft aangevoerd dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met de bevindingen van haar behandelende artsen, die een verslechtering van haar gezondheidssituatie hebben vastgesteld. De Raad heeft echter geconcludeerd dat de bezwaarverzekeringsarts de informatie van de huisarts en longarts heeft meegewogen en dat de vastgestelde beperkingen niet zijn overschat. De Raad heeft ook de arbeidskundige grondslag van het besluit beoordeeld en vastgesteld dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, passend zijn voor appellante.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een longarts als deskundige te benoemen, en heeft appellante erop gewezen dat zij het Uwv kan verzoeken om haar arbeidsongeschiktheid opnieuw te beoordelen als zij meent dat haar gezondheidssituatie is verslechterd na de datum van herziening.